Het archief van Peet's (eredi) Visie 2020


Peets (Eredi)Visie 29-06-2020:

Wim Jansen was als voetballer van absolute wereldklasse. Daar zijn vele kenners het over eens. Hij ‘zag’ het spelletje als geen ander. Kon een wedstrijd lezen, zoals dat heet in voetbaljargon. Het was dus een kwestie van tijd dat hij zich richting het trainers-vak zou bewegen. Aldus geschiedde.

 

Maar voordat hij het 1ste team van een voetbal-club onder zijn hoede zou nemen volgde er eerst nog een aantal andere fases in zijn carrière. Zo keerde hij weer terug bij Feyenoord om daar jeugdtrainer te worden. Na dit een aantal jaren te hebben gedaan voegde hij zich bij Dick Advocaat om in de functie van assistent-trainer bij fusie-club SVV/Dordrecht ’90 aan te slag te gaan. Assistent-trainer? hoor ik u denken.

Terwijl hij zo geprezen werd om zijn tactisch inzicht en ook technisch zo veel beter was geweest als speler dan de Hagenaar. En zijn voetbal-loopbaan zoveel indrukwekkender was dan die van de oud-speler van o.a. ADO den Haag en Sparta. Allemaal waar maar zij die ‘stille’ Wim kennen weten dat zijn wegen ondoorgrondelijk, onvoorspelbaar en volkomen eigengereid zijn. De man uit Rotterdam-noord handelt niet volgens de geijkte patronen. Wim doet simpelweg datgene wat voor hem goed voelt op een bepaald moment. En dus nam hij naast ‘De kleine generaal’ een positie in met een dienende rol. Het ging gewoon om ervaring op te doen. En wat dan hierna de volgende stap zou zijn in zijn loopbaan, daar maakte de oer-Feyenoorder zich geen moment druk om.

 

En dus kwam de volgende stap in ’s mans trainers-loopbaan als een verrassing. En toch ook weer niet. Want dat hij uiteindelijk weer iets zou gaan doen bij ‘zijn’ club, dat leek in de sterren geschreven. Dus toen de, op dat moment, hevig zwalkende stadion-club bij Wim aanklopte om de rood-witten uit ‘Zuid’ van de sportieve ondergang te redden nam hij deze klus onmiddellijk aan. Nou ja, onmiddellijk. Wim had toch nog wel wat eisen voordat hij zijn werk zou beginnen. Zo bedong hij de volledige eindverantwoordelijkheid voor het leiden van Feyenoord’s hoofdmacht. De totale wanorde in beleid van de afgelopen jaren waarbij allerlei mannetjes bij de club zich als ware potentaten gedroegen en zich ‘king of the hill’ waanden had ervoor gezorgd dat het ook rondom het 1ste elftal een heuse chaos was geworden. Daar moest met onmiddellijke ingang een einde aan komen. Dat was Wim’s absolute voorwaarde anders zou hij er niet eens aan beginnen! En hoewel Jorien van den Herik nog niet officieel de baas was in De Kuip (in naam was Amandus Lundqvist nog steeds voorzitter maar als mede-verantwoordelijke pion in het HCS-debacle wat de club aan de rand van de afgrond had gebracht was diens rol praktisch uitgespeeld en al min of meerop weg naar de uitgang) had hij op dermate wijze al de touwtjes in handen genomen dat hij Wim kon verzekeren dat aan zijn voorwaarden zouden worden voldaan.

 

Met dit gegeven vertrouwen ging Wim vervolgens voortvarend aan de slag. En hoewel het seizoen 1990-’91 qua Eredivisie al bijna als verloren kon worden beschouwd zag Wim dat er nog zeker kansen lagen in het beker-toernooi. Met als heroïsch hoogtepunt de halve finale tegen PSV werd aan het eind van de rit, onder Wim's bezielende leiding dan ook de KNVB-beker gewonnen door in de finale in De Kuip (in 1989 min of meer definitief verkozen als locatie voor de finale) FC Den Bosch te verslaan. De Feyenoord-supporters reageerden bij de voorsprong zo overenthousiast dat ze keer op keer het veld op probeerden te komen. Wie er destijds in het stadion bij was of het op t.v. heeft gezien kan zich de beelden nog wel herinneren. Wim Jansen die briesend steeds opnieuw uit de dug-out kwam om de supporters terug achter de hekken te jagen! En die dat dan, vanwege het diepe respect wat men had voor de club-icoon, ook steeds braaf deden! Maar uiteindelijk kon men toch de winst vieren en volgde er na jaren (voor het eerst sinds de ‘dubbel’ met Cruijff in 1984) weer eens een mooie huldiging op het bordes (balkon) van het Rotterdamse stadhuis op de Coolsingel.

 

Na dit succes maakte Wim weer een switch in zijn carrière. Dat wil zeggen, hij schoof door in de bestuur-organisatie van de club en werd technisch directeur. Maar dat is logisch, zoals wijlen Wim’s grote vriend Johan Cruijff altijd placht te zeggen. Wim had tenslotte ook al volledig autonomie betreffende het trainen en de te kopen spelers bedongen. En nu werd dat dus via een officiële functie bekrachtigd. In de hoedanigheid van TD was zijn eerste klus het aantrekken van een nieuwe trainer. Achteraf bezien zou je kunnen stellen dat de keuze niet helemaal goed is uitgepakt. Alhoewel onder Hans Dorjee het elftal weer de weg naar boven vond in de Eredivisie en de resultaten dus zeer tevreden stemden begon Dorjee zich negatief te manifesteren in de media. Dit omdat hij  openlijk aangaf eigenlijk wel het TD-schap in Rotterdam-zuid te ambiëren. Dit was natuurlijk een negatief signaal naar zijn meerderen bij de club en met name richting de man die hem nota bene de kans had gegeven om zo’n grote club als Feyenoord te mogen trainen. Wim dus. De poging om een daadwerkelijke ‘coup’ te kunnen plegen middels eventuele kringen binnen de club die er ook zo over konden denken en hier wel oren naar zouden hebben werd vrijwel meteen verijdeld want Dorjee werd met onmiddellijke ingang op non-actief gesteld. Na een vruchteloos onderhoud en daarbij dito poging van Dorjee om duidelijk te maken dat hij het niet zo had bedoeld werd Dorjee ontslagen. Het nog lopende seizoen 1991-’92 werd daarop afgemaakt met een andere interim-trainer op de bank. Wie? Wim zelf! Hij had uiteindelijk besloten om voor die nog relatief korte resterende periode de klus zelf maar weer af te maken. Wat resulteerde in een zeer respectabele derde plek in de Eredivisie en een tweede achtereenvolgende bekerfinale en winst!

 

Wim had het TD-schap blijkbaar in de vingers, zogezegd, want zijn keuze voor de nieuwe hoofdtrainer bleek een schot in de roos. Zijn oude kompaan op Feyenoord’s middenveld eind jaren zestig tot midden jaren zeventig, Willem van Hanegem, werd de nieuwe man betreffende Feyenoord’s 1ste elftal. En dat genereerde in dat eerste seizoen meteen succes. Feyenoord werd, voor het eerst sinds het Cruijff-seizoen (ik heb het hierboven al eerder gememoreerd) 1983-’84, in 1993 weer landskampioen. Maar ondanks dat Wim’s voetbalvisie dichtbij Willem’s kijk op het spel veel overeenkomsten bevatte voorzag Wim problemen als ‘De Kromme’ zou aanblijven als trainer. Willem stond veel te dicht bij zijn spelers vond Wim. Het feit bijvoorbeeld dat bepaalde jongens als met name gangmaker Robbie Witschge en natuurlijk leider John de Wolf één van Neerlands beste voetballers aller tijden gewoon tutoyeerde was volgens de TD ‘not done’. Een prettige, vriendelijke omgang met de spelers is één ding, je bijna als een vriend temidden van je spelers begeven, dat was een stap te ver, aldus Wim. Dit kon gaan uitmonden in een gebrekkige discipline met alle gevolgen van dien, zo was zijn overtuiging. Het één en ander  resulteerde uiteindelijk in een patstelling met het bestuur, en met name met (inmiddels) voorzitter van den Herik die vond dat ondanks Willem’s wat ongewone omgang met zijn spelers deze wel naar behoren functioneerde. Willem kon dus blijven. En Wim, die dus van plan was na dat zo mooie kampioensseizoen afscheid te nemen van ‘De Kromme’ als hoofdtrainer zag dit als een motie van wantrouwen, als een duidelijk gebrek aan vertrouwen in zijn functioneren als TD en besloot dan ook op te stappen. Voor de derde keer in zijn loopbaan ging Wim dus van ‘huis’ weg om weer ‘op zichzelf te gaan’ zogezegd. Dat Wim later gelijk kreeg doordat enkele spelers zich tegen van Hanegem keerden vanwege zijn te harde en cynische aanpak (hierbij komt meteen de situatie rondom Rinus Israel jaren daarvoor in herinnering, weet u nog?) en gingen ‘muiten’ en de discipline inderdaad ver te zoeken was om uiteindelijk te resulteren in Willem’s ontslag toont het gelijk van Wim eens te meer aan.

 

Niet lang daarna kreeg Wim van een andere voetbal-vriend, mede-Rotterdammer (maar dan afkomstig ‘van Zuid’) Leo Beenhakker het aanbod om met hem mee te gaan naar Saoedi-Arabië en daar als diens assistent te gaan werken. Een aanbod wat Wim, die even helemaal weg wilde uit het soms toch ook benauwde Nederlandse voetbal-wereldje, met veel plezier aanpakte. Een man met zijn ambities die in zo’n niet aansprekende, nauwelijks niveau bezittende competitie gaat werken!?? 

Heb ik al gezegd dat Wim Jansen’s wegen vaak totaal ondoorgrondelijk zijn en gespeend van elke vorm van voorspelbaarheid? Ja dus. Dus ook deze keuze werd weer ingegeven door het gevoel. En dus niet bepaald door berekening. Na een korte periode in het midden-oosten te hebben vertoefd keerden de Rotterdamse voetbal-vrienden weer huiswaarts. Voor Leo was dat toentertijd Tienhoven (inmiddels woont hij weer in Rotterdam) En Wim betrok weer zijn huis (samen met echtgenote-voor-het-leven Coby) in Hendrik-Ido-Ambacht. Om niet lang hierna weer een nieuwe uitdaging aan te nemen. In de Schotse Premier League. Bij……Celtic!

 

De beleidsbepalers van de club uit Glasgow (aartsrivaal van de Rangers uit dezelfde stad) waren hem sinds die historische zesde mei in 1970 in Milaan blijkbaar nog lang niet vergeten! En hadden zijn prestaties bij met name Feyenoord op waarde geschat en gezien wat zijn kwaliteiten waren. Met veel motivatie ging Wim aan de slag en werd door zijn no nonsense houding en resultaten met het 1ste binnen de kortste keren razend populair. En na de behaalde landstitel zowat heilig verklaard in de voetbalgekke stad. In ieder geval bij de groen-witten uiteraard. En ook voelde Wim hoe groot de rivaliteit was tussen de twee grootste clubs van het land. En hoever dat soms kan gaan. Dat de strijd der religies daar ook een niet te onderschatten rol in speelt moge duidelijk zijn. Het mag er in Schotland dan doorgaans, godzijdank, niet zo enorm heftig aan toe gaan als in Ierland, of met name Noord-Ierland, maar ook in Glasgow kan het er soms behoorlijk verhit raken tussen de katholieken en de protestanten! Gelukkig trok Wim, nuchtere Hollander èn Rotterdammer die hij is, zich hier niet al te veel van aan en deed gedegen zijn werk.  

Toch ook hier kwam het moment dat Wim’s visie botste met die van het bestuur. En net zoals altijd trok hij hieruit weer zijn conclusies en vertrok bij de EC 1-winnaar van 1967(2-1 gewonnen finale tegen Inter uit Milaan). Maar Wim bleef niet lang stilzitten. In 2006 keerde hij terug……bij Feyenoord!

 

Het was Jorien van den Herik die zijn voormalige TD overhaalde om weer bij de club te gaan werken. Of hij zich zou willen bezig houden met de herstructurering van de jeugd-opleiding? Wim moest hier even over nadenken. Van den Herik en hij hadden elkaar min of meer toevallig ontmoet bij een jeugd-toernooi ergens in het Rotterdamse. En jeugdvoetbal was en is sinds jaar en dag Wim’s grote passie. Het is de kraamkamer voor alle eventueel toekomstige vedetten in het nationale en internationale prof-voetbal, aldus de mening en rotsvaste overtuiging van het voetbal-icoon. Iets wat hij in alle opzichten deelde met zijn grote vriend Johan Cruijff. De twee konden dan ook uren ‘bomen’ over dit onderwerp. Iets waarover ze dan ook spraken in één van de spaarzame dubbel-interviews voor De Telegraaf, enkele jaren voor JC’s overlijden. Daarin nam, enigszins voorspelbaar, Cruijff natuurlijk het voortouw maar als Wim dan sprak hield de verbaal drukke Betondorper vol ontzag en bewondering voor zijn Rotterdamse vriend af en toe zijn mond. Maar meestal vulden ze in dit interview elkaar mooi aan en merkte je als lezer dat de twee bijna in alles wat voetbal betreft dezelfde opvattingen, denkbeelden en visies deelden. Een plezier om te lezen. Wat ik destijds dan ook heb gedaan! Als je het nog ergens kunt vinden, een absolute ‘must’ om te lezen voor elke meer dan gemiddeld voetbal-geïnteresseerde.

 

Terug naar het aanbod van van den Herik. Hoewel het contact tussen de twee bij het vertrek van Wim bij Feyenoord niet al te plezierig werd verbroken bleek er nog genoeg wederzijds respect te bestaan. Na een korte bedenktijd nam Wim dan ook de job aan en keerde dus voor de derde keer terug bij zijn club. ‘Zijn’ Feyenoord. En is er tot op de dag van vandaag werkzaam als grote man achter de schermen (Wim gruwelt van onnodige publiciteit rondom zijn persoon). Laten we hopen dat, als zijn gezondheid het toelaat (dit jaar ook alweer 74!), hij dit nog lang mag en zal blijven doen!

 

En dit, beste lezers, was mijn laatste column.  

Voor de zomerstop.

 

Begin Augustus pak ik mijn schrijverijen over voetbal weer op. De verhalen over voetballers die bij hun oude club als trainer, met of zonder succes, terugkeerden is er dus weer bij ingeschoten. Ik hoop hier bij aanvang van het nieuwe seizoen toch een vervolg aan te geven. Ik beloof nog maar even niets maar de intentie is er wel! Voor nu wens ik u een prettige en mooie zomer. Tot later!


Peets (Eredi)Visie 22-06-2020:

Wim Jansen. Kent u die naam? W-i-m J-a-n-s-e-n. Een gewone Hollandse naam. Duizenden Nederlandse mannen dragen ‘m. Niets bijzonders. Maar voor voetbal-liefhebbers in het ganse land meer dan alleen iets wat je in het telefoonboek kan vinden onder de J. Een grootheid als speler. Onopvallend opvallend. Zo kun je de middenvelder uit Feyenoords gouden jaren het best omschrijven. Een sobere speelstijl die ging om pure functionaliteit. Maar oh zo belangrijk. Een voortreffelijke techniek die gepaard ging met groot tactisch inzicht. En deze man werd halverwege het seizoen 1990-’91 de nieuwe hoofdtrainer van Feyenoord. Zijn Feyenoord.

 

Wim Jansen debuteerde in 1965 in het eerste van de club van Puck van Heel en Coen Moulijn. Net als de laatstgenoemde kleine, grote man op de linksbuiten-positie werd Jansen geboren in het Oude Noorden in Rotterdam. In 1946. De kleine Wim werd al gauw idolaat van het voetbal-spel. In de volkswijk werd volop op straat gespeeld en net als veel kleine jongetjes ‘was’ Wim dan een door hem een gekozen held. Voor Wim was dat een wijkgenoot, de eerder genoemde Coen Moulijn. Coenraad Moulijn werd Wims grote idool. Toen Wim negen jaar was debuteerde Moulijn in het eerste van Feyenoord. De club uit Rotterdam…..Zuid!

 

In die jaren was het echt nog heel iets bijzonders dat ’Noorderlingen’ daar gingen spelen. En Wim meldde zich dus ook aan om in de jeugd van de club van zijn favoriet te gaan spelen. Om in die tijd te dromen om ooit in dat enorme stadion aan de Maas voor tienduizenden mensen zijn kunsten te mogen vertonen. Aldus geschiedde! Op zijn 19de speelde Wim zijn eerste wedstrijd voor de hoofdmacht van de eerste Nederlandse club die het tot de halve finale van de EC 1 (in 1963) bracht. En waarin de man, die hij in de Bloklandstraat weleens tijdens partijtjes met vriendjes voor de lol mocht aanspelen als hij toevallig langs liep, de pannen van het dak speelde. En nu op zijn 19de speelde hij op het veld van die gigantische, uitverkochte Kuip naast zijn grote idool! En zou gedurende 15 jaar een vaste, betrouwbare kracht zijn in dat mooie verticaal gebaande rood-witte shirt met de gouden F (ook soms zwart overigens). Waar kom je zulk club-gevoel vandaag de dag nog tegen!?

 

In die 15 jaar kende Wim grote successen. Vooral in de eerste negen. Drie landstitels, één nationale beker, een Uefa-cup en uiteraard, in 1970, De Europa-cup voor landskampioenen en de Wereldbeker (voor clubteams). In dat seizoen, 1969-’70, beleefde Wim zijn misschien wel persoonlijk mooiste moment uit z’n carrière. In de tweede ronde in het toernooi troffen de Feyenoorders de Europees èn wereldkampioen van dat moment, AC Milan (Of Milaan, zo u wilt). De club die in de finale van een seizoen eerder Ajax nog zo simpel met 4-1 opzij had gezet (ondanks Cruijff en Keizer) leek schier onverslaanbaar. Maar niets bleek minder waar. Na eerst in de uitwedstrijd in het San Siro-stadion (Dat stadion waar dus later de kroon op het seizoen werd gezet) een slechts 1-0 verlies werd geïncasseerd, hadden de Rotterdammers thuis in De Kuip alle kans om door te gaan in het toernooi. U kent het vervolg neem ik aan. Feyenoord versloeg de club van Nestor Combin en Fabio Cudicini via twee fantastische goals. De beslissende was een schitterende kopbal van Willem “De Kromme” van Hanegem op perfect aangeven van Coen Moulijn. En de eerste was van Wim. Langs de rechter-zijlijn snelde Jansen richting het strafschop-gebied en schoot met een prachtig diagonaal schot raak in de linkerbovenhoek van het doel van “De Spin“, zoals keeper Cudicini genoemd werd. Wie de t.v-beelden heeft gezien herinnert zich een totaal uitzinnig verbaasde Herman Kuiphof, de beroemdste t.v-voetbalcommentator uit die jaren. En natuurlijk een Kuip die uit elkaar barst van ontlading en vreugde.

 

Wie overigens de hele wedstrijd nog eens goed analyseert komt tot de ontdekking hoe sterk de ploeg van trainer Ernst Happel domineerde in eigen huis. Het was na deze wedstrijd dat de voltallige selectie en trainer(s) een enorm versterkt vertrouwen kreeg en in de overtuiging kwam dat ze de cup weleens konden gaan winnen! Aldus geschiedde op die gedenkwaardige zesde dag van mei 1970. En dat begon dus eigenlijk echt met die schitterende goals op 26 november 1969 in De Kuip van Grote Willem (van Hanegem) en dus ‘stille’ Wim. De man die bijna onzichtbaar onmisbaar was geworden in het elftal met al die andere ‘klasbakken’ als Amsterdammer Rinus Israel, Zweed Ove Kindvall, Oostenrijker Franz Hasil, Theo Laseroms uit Roosendaal, Eddy PG en dus ook nog steeds mede-‘noorderling’ Coen Moulijn.

 

In 1971 werd Wim met Feyenoord kampioen in het hol van de leeuw, in Amsterdam tegen Ajax. Niet in ‘De Meer’ maar in het Olympisch Stadion. Met Ajax-trainer Michels aan de zijlijn met wie Jansen later nog een prachtige tijd zou beleven in de zomer van 1974. Want na weer een officieuze ‘dubbel’ in het seizoen 1973-’74 (de landstitel en de Uefa-cup. Andere dubbels waren er in 1969, landstitel en KNVB-beker, en weer een officieuze in het seizoen 1970-’71, de landstitel dus en natuurlijk de wereldbeker) speelde ‘Oranje’ in (toen nog West-)Duitsland om de wereldtitel. Met als bondscoach Michels. En hoewel Wims positie ook toen onbetwistbaar was en altijd als basis-speler werd opgesteld, heeft hij ook mindere momenten beleefd. In de finale  tegen het gastland vloerde hij op een gegeven moment een tegenspeler (wie is mij even ontschoten. Is ook niet relevant dunkt mij) en via een strafschop werd het toen 1-1. Overigens heeft Wim altijd volgehouden dat de desbetreffende speler zich bewust liet vallen na een, volgens Wim, spel-technisch correcte sliding van zijn kant. Hoe het ook zij, de wedstrijd, zoals u ongetwijfeld weet, werd verloren met 2-1 (neergehaalde Cruijf in het strafschopgebied, snoeihard binnengeschoten strafschop van Johan Neeskens en uiteindelijk via een lullig houdbaar rolletje in de linkerhoek van het doel de winst voor de ploeg van trainer Helmut Schön). Maar ondanks dat ongelukkige moment in die wedstrijd (wat hem overigens door niemand werd nagedragen) om uiteindelijk met lege handen huiswaarts te moeten keren had hij, die straatjongen uit Rotterdam-noord, weer een hoogtepunt in zijn spelers-loopbaan bereikt. In 1978 lukte hem dat weer toen Oranje opnieuw de WK-finale haalde. En helaas opnieuw verloor van het gastland, ditmaal Argentinië.

 

Hierna diende het zoveelste seizoen (het tiende volledige!) in dienst van ‘zijn’ club zich alweer aan. In de jaren vanaf seizoen 1974-’75 tot aan 1980 (halverwege het seizoen 1979-’80 vertrok hij na de winterstop) won hij met Feyenoord geen prijzen meer en was hij fel kritisch op het gevoerde beleid van de club. Die kritische instelling zou hij altijd blijven houden. In begin 1980 vertrok hij, net als behoorlijk wat spelers vóór hem naar de VS. Alwaar hij ging voetballen in Washington bij de club Washington Diplomats. Daar kwam hij een oude bekende tegen. Ooit zijn tegenstander toen deze triomfen vierde in het 1ste van Ajax. In 1974 tijdens dat, hier eerder gememoreerde, zo gloedvolle WK zijn ploegmaat in Oranje. Ik heb het dan over Johan Cruijff. Maar het was pas hier, bij deze club in Amerika off all places, dat de twee elkaar echt leerden kennen en er een vriendschap ontstond die zou duren tot het tragisch overlijden van de legendarische ’nr 14’ in 2016. Wim Jansen, hoewel opgegroeid in een echte Rotterdamse volkswijk met toch ook veel armoede en dus gehard door het leven toch een wat schuchtere persoonlijkheid (vandaar zijn bijnaam, ’stille’ Wim, of Willem) en dan de één jaar jongere branie-achtige, verbaal drukke Johan Cruijff. Een aparte combinatie misschien maar het klikte vrijwel meteen. Ze vulden qua persoonlijkheid elkaar juist perfect aan en, heel belangrijk hierin, ze deelden een vrijwel identieke visie over en op voetbal.

 

Toen Cruijff in 1981 (iets na het begin van het seizoen 1980-’81’) terugkeerde bij Ajax had hij Wim al gevraagd om ook bij Ajax te komen voetballen. Een oer-Feyenoorder als Wim in het verticaal gestreepte wit-rood-wit! Een schok ging door met name alles wat Feyenoord was heen! ‘Onze’ Wim bij de aartsrivaal! Tijdens Feyenoord-Ajax van december 1980 kreeg Wim dan iets mee van hoeveel pijn het deed bij veel supporters van ‘zijn’ club. Nog voor aanvang van de wedstrijd kreeg Wim een sneeuwbal, naar het later bleek meer een ijsbal, op zijn linker-oog. Hierdoor moest hij meteen van het veld af en behandeld worden. Hoewel hij toch verder wilde en ook ging spelen, ging het op gegeven moment echt niet meer en was de wedstrijd voor hem afgelopen. De rentree in de Kuip was dus geen succes. En hoewel hij natuurlijk voor de aartsrivaal speelde had hij de ontvangst bij zijn oude club toch anders verwacht. Jaren later zou de inmiddels allang volwassen, maar toen 12-jarige gooier, toegeven dat hij hoe dan ook een Ajacied wilde treffen. Dat dit dan toevallig Wim Jansen was lijkt nu haast symbolisch. Alsof de goden bepalen dat je die vorm van ‘verraad’ nooit mag plegen. Natuurlijk hoogdravend gesteld van mij, maar vergun mij dit poëtische gefilosofeer over het hoe en waarom Wim dit overkwam. Maar niettemin zou Wim gewoon bij Ajax blijven voetballen en werd in zijn tweede seizoen in Amsterdam, samen met JC maar ook bijvoorbeeld Wim Kieft, Soren Lerby, Frank Rijkaard en een net beginnende Marco van Basten, voor de vierde keer in zijn spelers-carrière landskampioen in Nederland. En hoewel een man als Rijkaard het uiteraard fantastisch vond om met club-legende Cruijff samen te spelen heeft hij jaren later regelmatig erkend hoeveel hij had aan de coaching van de door de wol geverfde top-speler die Jansen uiteraard nog steeds was. Hierna stopte Wim definitief met voetballen

en richtte hij zich op zijn trainers-carrière. En hoe zich dat ontwikkelde, daar ga ik het volgende keer over hebben.

 

Hoewel ik de insteek had het weer over spelers te hebben die bij hun oude club ook trainer zijn geworden is het uiteindelijk uitgemond in een verhaal over alleen Wim Jansen.

Ik maak in mijn aankomende column eerst dat verhaal af en dan komen de andere namen wel weer aan bod. Misschien nog wel in dezelfde column.

 

Dus tot de volgende keer!  


Peets (Eredi)Visie 15-06-2020:

Voetballers die trainers worden. Sommigen zijn succesvol, anderen weer niet of nauwelijks. Deze week leg ik er weer een aantal onder de loep. Te beginnen waar ik vorige week min of meer was geëindigd. In Rotterdam-zuid bij Feyenoord. Willem van Hanegem, volgens velen één van de beste middenvelders uit de vaderlandse voetbal-geschiedenis, was begonnen in de amateur-wereld bij Wageningen alvorens zijn eerste prof-klus te aanvaarden in de Kuip. Om meteen kampioen te worden!

 

Alvorens het verhaal bij de rood-witten van 1908 te vervolgen gaan we eerst weer even naar de gelijk gekleurden van 1888. Zij van Rotterdam-west, Sparta dus. Want vorige week schreef ik over het feit dat de gebroeders de Nooijer na een korte stage in de jeugd aldaar weer hun weegs gingen, vlak nadat ik mijn column had geschreven kwam dus het nieuws de wereld in dat Gerard als assistent-trainer van Henk Fraser aan de slag gaat! Mooi dat hij dus weer terugkeert op het oude nest. Volgt broer Dennis binnenkort om ook weer iets bij ‘zijn‘ club te gaan doen? De toekomst zal het uitwijzen. 

 

Om weer even terug te keren naar Feyenoord: Daar zijn naast ‘De Kromme’ nog een aantal oud-spelers als trainer van het 1ste gaan werken. En twee daarvan waren net als Willem basis-spelers van het EC 1-elftal van 1970. De eerste, aanvoerder tijdens die historische finale in Milaan (en tijdens dat hele seizoen 1969-’70 al), ‘Ijzeren’ Rinus Israel, ging in 1986 aan de slag. Helaas bleek de aanpak van de altijd wat cynische, nurkse noord-Amsterdammer niet goed aan te slaan en gedesillusioneerd vertrok hij twee seizoenen later alweer bij zijn oude club. De speler die het minst bestand leek tegen diens harde aanpak en nog voor Israel’s vertrek al naar Italië verhuisde om bij Pisa te voetballen was Mario Been. De club waar een jaar of vijf daarvoor Wim Kieft zo populair was geworden leek ondanks dat ‘Mariodonna’ s (Been’s koosnaampje van de supporters vanwege zijn technische voetbal-kwaliteiten) periode in de stad met die scheve toren niet echt succesvol was toch een goede keuze van de kleine dribbelaar van ‘Zuid’. Waar hij altijd toch ietwat ‘gepemperd’ werd in De Kuip omdat hij een kind van de club was, leerde hij in het hardere Italiaanse voetbal wat het echt inhield om prof-voetballer te zijn. Kon hij eerder gewoonweg niet omgaan met de toch ook zeer stevige aanpak van een super-prof als Israel, nu leek hij er beter tegen bestand en werd hij hier dan ook echt volwassen. Het één en ander zal toch ook te maken hebben gehad met de vreugdevolle, emotionele levensstijl van de gemiddelde Italiaan in dat toch vaak zonovergoten land met z’n deksels lekkere eten! Wat desnoods nog om negen uur ’s avonds werd genuttigd! Toch echt heel wat anders dan het calvinistische Holland waar men toch vaak met de klok leeft en om stipt zes uur ’s avonds spruiten met jus en varkenslappen op tafel zet. Dan ben je bereid om op de dag bij je club de hardere atmosfeer te accepteren en er vol voor te gaan.

 

In dat toch wel harde prof-klimaat in het Zuid-Europese land leerde Been om serieuzer met zijn vak van broodvoetballer om te gaan. Is hier dan de kiem gelegd voor zijn latere trainers-carrière? Mij dunkt dat het er zeker toe zal hebben bijgedragen. De ‘Pietje Bel ‘ van weleer veranderde in de loop der jaren in een serieuze oefenmeester. Maar ook weer niet tè, er moest ook op trainingen af en toe wel gelachen kunnen worden! Na een aantal omzwervingen kwam hij uiteindelijk in 2009 bij Feyenoord terecht, ‘zijn’ Feyenoord. Eerst nog als assistent-trainer van ‘Don’ Leo Beenhakker (zijn trainer in de jeugd van ’010’ en de man die hij simpelweg als

zijn voetbal-vader beschouwt) en later Bert van Marwijk. Met beiden had hij een geweldige ‘klik’ en was de werkrelatie dan ook uitstekend. En met beide trainers won hij grote prijzen. Met Beenhakker (net als Mario ook een ‘kind van Zuid’, namelijk net als zijn pupil geboren in Charlois) won hij de landstitel in 1999 en met van Marwijk de Uefa-cup in 2002. Later ging hij als hoofdtrainer aan de slag bij bijvoorbeeld NEC uit Nijmegen en was redelijk succesvol.

 

In 2009 volgde dan, denk ik toch, zijn droomjob: hoofdtrainer in De Kuip! Helaas bleek de slangenkuil die Feyenoord op dat moment weer leek te worden een te zware kluif voor de man wiens wieg stond in de Bonaventurastraat. Slechte resultaten en (onterecht) muitende spelers creëerden uiteindelijk een sfeer waarin het onwerkbaar was geworden voor Mario en na de ontluisterende 10-0(!) nederlaag zag hij zijn droom om nog jarenlang in De Kuip te werken definitief in duigen vallen. En net als eerder zijn voormalige trainer Rinus Israel vertrok ook hij, een illusie armer, vol onvrede uit De Kuip.

 

Iemand wiens optimisme nooit lijkt te breken en dat perfect weet over te brengen en juist daarvoor uiterst geknipt lijkt als trainer is Ruud Gullit. De voormalige ster-speler van met name AC Milan (of dus Milaan) en Oranje ging na zijn laatste voetbaljaar, of eigenlijk al tijdens, meteen aan de slag als hoofdtrainer. Dat was in Londen, Engeland bij Chelsea. Speler-trainer dus. Een ongewone constructie misschien maar zeker legitiem. Het komt alleen niet vaak voor. In dat laatste spelers- en eerste trainersjaar kon hij al voorzichtig ervaring opdoen wat hem in zijn eerste, echte seizoen als full time-trainer goed van pas kwam. Hij oogstte dan ook meteen succes want uiteindelijk bereikte hij aan het eind van de rit meteen zijn eerste succes, de zo beroemde Engelse nationale beker, de FA Cup.

In zijn tweede seizoen in Londen waren de resultaten wat minder en lag hij regelmatig overhoop met Ken Bates, de scrupuleuze, zakelijke keiharde voorzitter van de club die de zo beminnelijke, zelf zachtaardige maar zakelijk ook zeer succesvolle Matthew Harding opvolgde nadat deze verongelukte met zijn privé-helikopter. Vervolgens begonnen er dingen in werking te komen waardoor er voor ‘De zwarte Tulp’ een onwerkbare situatie werd gecreëerd. Met name het gekonkel van ster-spelers Gianni Vialli en Gianfranco Zola met Bates ‘waarbij zij alleen aan de bel trokken omdat het niet anders kon en wat het beste was voor de club’ heeft Ruud destijds diep geraakt. Gefrustreerd omdat hij onder deze omstandigheden nog onmogelijk zijn werk kon doen en diep gekwetst door mensen die hij als zijn vrienden beschouwde (Vialli en Zola dus) besloot hij per direct op te stappen. Hij beschouwde het handelen van de twee Italianen als verraad en een dolksteek in de rug. Dat leek enigszins pathetisch en overdreven omschreven door Gullit maar niet veel later bleek hij het toch bij het rechte eind te hebben. Slechts luttele dagen later werd Vialli aangesteld als trainer! Met Zola als zijn assistent! Ze waren dus op niets minder dan zijn baantje en positie binnen de club uit geweest. Met instemming van de evenzo manipulatieve en intrigante Bates! Niet lang hierna ging Ruud aan het werk als ‘Manager’ (zo worden trainers in Groot-Brittannië doorgaans genoemd, in de rest van de wereld is dat meer een duiding voor iemand die een bestuurlijke functie heeft, dan wel één persoon zakelijk behartigd etc.) bij Newcastle United (waar met name oud-PSV trainer wijlen Bobby Robson voor zijn Eindhovense periode veel succes heeft gekend) en haalde ook met deze club de finale van de FA Cup!

Helaas verloor hij ditmaal maar het bewees wel dat Ruud gevoel had voor het trainerschap.

 

Fast forward naar 2006: Waar heeft Ruud z’n eerste successen als club-speler gevierd en werd hij aldaar voetballend in korte tijd ook een nationale ster? En heeft hij voor die bewuste club en z’n trouwe medewerkers nog steeds warme gevoelens? Inderdaad ja, in Rotterdam-zuid. Bij Feyenoord. Dus toen hij het aanbod kreeg om eindelijk na al die jaren in De Kuip als trainer te gaan werken nam hij dat met beide handen aan. En hoewel hij in de eerste periode van de competitie best goede resultaten boekte werd door sommige (wissel!)spelers alweer gauw kritiek geuit en bij het bestuur aangeklopt. De geschiedenis leek zich dus te gaan herhalen voor de Amsterdammer. Toen door al deze strubbelingen de klad qua resultaten er toch in kwam verzuchtte Ruud voor de camera’s van Studio Sport de nu legendarische woorden: “Ik ben niet te benijden“. Of Ruud nu de juiste weg had ingeslagen met zijn oefeningsstof of dat hij zijn eigen capaciteiten

uiteindelijk toch ietwat had overschat, het blijft jammer dat hij hierdoor alweer snel vertrok uit Rotterdam-zuid. Had er meer ingezeten? Ik wil dat wel geloven ja. Als het bestuur hem langer de tijd had gegund en niet hun oren had laten hangen naar het gemopper en achterbaks geroddel van ontevreden selectie-leden dan had Ruud zeker nog mooie dingen kunnen bereiken met Feyenoord 1. Of is dat achteraf het verleden mooier afschilderen dan het daadwerkelijk is geweest? Hoe dan ook, ik vond het jammer dat de sympathieke Surinaams-Nederlandse voetbal-vedette alweer zo gauw afscheid nam van het rood-witte shirt waarin hij

samen met Willem van Hanegem en Johan Cruijff (en eerder genoemde Mario Been) ooit in De Kuip speelde. En kampioen mee werd en de beker won.

 

Na Israel en Been was hij dus helaas de derde ex-speler van Feyenoord die het in De Kuip niet kon waarmaken. Maar er is nog een ex-speler van het zo succesvolle EC 1-team van 1970, zoals ik eerder in deze column meldde die als trainer werkzaam is geweest bij de club van Coen Moulijn en Puck van Heel! En niet zomaar één! Hierover volgende keer zeker meer!

 

Tot de volgende week! 


Peets (Eredi)Visie 08-06-2020:

Wat doet Mike Obiku, de Nigeriaanse spits van Feyenoord in de jaren 1990 nu? Vorige week haalde ik aan dat ik zijn spoor min of meer was kwijtgeraakt. Welnu, inmiddels heb ik dat weer een beetje teruggevonden. Afgelopen weekend hadden wij in het radioprogramma Sport op Voorne Putten, te horen op Linq FM, Erik van Adel, o.a voorzitter van VV Nieuwenhoorn, te gast en hij kon ons vertellen dat zijn zoon voor een talentendag bij Feyenoord Soccer Schools eens training kreeg van de man van de legendarische ‘sudden death’-goal tegen Ajax in 1995 (halve finale KNVB-beker). En dat fantastisch deed! Big Mike heeft dus een nieuwe roeping gekregen. En dat nog wel bij de club waar hij, denk ik, zijn mooiste voetbalperiode heeft beleefd!

 

Eigenlijk zouden alle bvo’s (u weet waar de afkorting voor staat) dat moeten doen. Voor je jeugdopleiding zoveel mogelijk met oud-spelers werken. Maar sowieso eigenlijk in alle geledingen van de club kun je met voormalige spelers aan de slag gaan, dunkt mij. Gelukkig gebeurt dat ook steeds meer.

Zo is oud-speler van Sparta, Henkie Fraser (ook oud-Feyenoord uiteraard) inmiddels trainer in Rotterdam-west geworden. Bij Feyenoord natuurlijk heeft, met veel succes, Giovanni van Bronkhorst voor de groep gestaan en in Dordrecht is Marco Boogers een tijdlang technisch directeur geweest. Met ook, in eerste instantie, veel succes. De gebroeders de Nooijer, Gerard en Dennis, zijn ook nog een korte tijd actief geweest in de jeugdopleiding van de oudste profclub van Nederland, hun club, Sparta. Uiteindelijk gingen zij weer andere dingen doen, maar toch. Het is een goede ontwikkeling als oud-spelers bij ‘hun’ club iets kunnen betekenen. Het straalt ook iets heel positiefs uit naar de supporters die merken dat de door hen toegejuichte spelers de desbetreffende club niet alleen hebben beschouwd als een te passeren station in de alsmaar voortrazende trein die hun carrière toch vaak is. Dat ze toch een bepaalde binding hebben gehouden bij de club waar ze dan wel hun professionele loopbaan zijn begonnen, dan wel hun mooiste tijd hebben beleefd, misschien zelfs vanuit de jeugd naar het 1ste zijn doorgebroken en ook furore hebben gemaakt. En als het een combi is van al deze facetten is het helemaal mooi meegenomen!

 

Als we het nu eens wat breder trekken vandaag dan alleen onze regio-bvo’s zijn er zelfs behoorlijk wat voorbeelden te noemen van oud-spelers die later, met of zonder succes, weer bij een vorige club zijn gaan werken. Om, jaja ik doe het echt, in Amsterdam te beginnen: bij Ajax lijkt dat inmiddels een echte cultuur op zich te zijn geworden. Daar hebben zij bijvoorbeeld een ledenraad waar heel veel oud-spelers in zitten. Maar ook in de jeugd zijn veel club-vedetten aan het werk gegaan. Mensen als John van ’t Schip, Richard Witschge en diens oudere broer Rob, maar ook Dennis Bergkamp en Wim Jonk. Deze laatste werd op een gegeven moment zelfs hoofd jeugdopleiding bij de succesvolste profclub van ons land. Dit was ten tijde van de ‘Cruijff-revolutie’ die in 2011 op gang kwam. En zoals u misschien nog wel weet, werd het ‘technisch hart’, het beslissende orgaan betreffende voetbalzaken (tenminste, dat was de bedoeling), gevormd door met name Jonk, Bergkamp, en trainer Frank de Boer. Die laatste, ook een oud-speler uiteraard, was met 4 landstitels op rij trouwens wel heel succesvol. Dat technisch hart functioneerde in het begin ook best behoorlijk. Maar uiteindelijk klapte de boel toch ten gevolge van een verschil in visie en toch ook weer opspelende ego’s. Heel jammer eigenlijk want Cruijff’s bedoelingen waren op zich goed en zijn visie in de te volgen lijn leek helder. Maar dit model toonde ook aan dat het dus niet altijd werkt om voornamelijk met oud-spelers, want dat wilde de legendarische ’nr.14’ uiteindelijk bereiken, in de organisatie te gaan werken.

 

Cruijff zelf was juist weer een uitstekend voorbeeld van een oud-speler die als trainer van zijn oude club, of clubs in zijn geval, goed kan functioneren. Wat heet! Zowel bij Ajax als FC Barcelona heeft hij prijzen gewonnen. Bij Ajax kon hij als trainer dan weliswaar geen landskampioenschap vieren, hij won wel 2 KNVB-bekers in 1986 en ’87 en het (inmiddels niet meer bestaande) Europacup II-toernooi, eveneens in 1987. Zoals vaker in zijn loopbaan kreeg hij op een gegeven moment mot met het bestuur en vertrok halverwege het seizoen 1987-’88. Om vervolgens met veel succes bij die andere ex-werkgever in Catalonië aan het werk te gaan. Heel veel succes! Vier landstitels, een nationale beker (Copa Del Rey), drie keer de nationale Super Cup, de EC II en als klap op de vuurpijl natuurlijk na die prachtige winst op Sampdoria uit Italië de Europacup voor landskampioenen, de EC 1. Toen inmiddels in de kersverse constructie (met niet meer alleen kampioenen als deelnemers) Champions League geheten. Velen van u zullen zich die kanskogel, uit een vrije trap, van Ronald Koeman nog wel kunnen herinneren waarmee hij gelijk matchwinnaar werd. En het tv-beeld van Johan Cruijff die bij het veld opgaan eerst nog met zijn rechterbeen achter het hek bleef hangen! Een toen uniek moment in de geschiedenis van Barca was hier gaande, want het was de eerste keer dat de ‘Cup Met De Grote Oren’ (‘copyright’: Leo Beenhakker) naar Barcelona kwam. Als toetje won hij in dat zelfde jaar nog de Europese Super Cup door over twee wedstrijden de EC II-winnaar Werder Bremen te verslaan. Al deze prijzen won Cruijff trouwens in zijn eerste zes van totaal 8 seizoenen die hij in Stadion Camp Nou actief was. Zijn laatste twee waren vruchteloos, zogezegd. Maar die eerste zes waren meer dan genoeg. Nog steeds roemt men zijn enorme invloed op de voetbalcultuur van de grootste club van de stad Barcelona (de andere is Espanyol) en wat een omslag de club heeft gemaakt onder zijn trainerschap.

 

Cruijff stopte na zijn vertrek bij Barca ook meteen als trainer. Hoewel hij nooit officieel zijn trainerscarrière heeft beëindigd was het voor hem duidelijk dat hij nooit meer op of langs een trainings-of speelveld zou staan. De jaren in Catalonië waren tropenjaren geweest en hadden veel van zijn energie gekost. Met in totaal 14 prijzen in tien seizoenen is hij zonder twijfel de succesvolste Nederlandse trainer bij clubs die hij ook als speler heeft gediend. Beetje jammer misschien dat de enige prijs die hij niet won als trainer de Wereldbeker voor clubteams is geweest. Hij verloor met Barca de wedstrijd in Tokyo van het Braziliaanse Saõ Paulo. Hij won die cup uiteraard wel als speler met Ajax in 1972 tegen het Argentijnse Independiente. Maar verder heeft hij als trainer natuurlijk één van de meest indrukwekkende cv’s op zijn naam gezet.

 

Iemand die mij ook onmiddellijk te binnen schiet als het gaat om een speler die later als trainer bij dezelfde club (of clubs) ook succes heeft geoogst is natuurlijk Willem van Hanegem. Hij won als, daarin zeer bepalende, speler van Feyenoord drie landstitels, een KNVB-beker en natuurlijk de Europacup 1 en Wereldbeker in 1970 en de Uefa-cup in 1974. Later als trainer bij Feyenoord won hij respectievelijk de landstitel en twee KNVB-bekers. Hoewel hij later nog bij AZ, FC Utrecht en Sparta heeft gewerkt won hij bij deze clubs helaas geen prijzen meer. Maar toch, in je eerste jaar als hoofdtrainer in het betaalde voetbal (het seizoen 1992-’93 bij Feyenoord dus) meteen de landstitel grijpen… Het is niet iedere trainer gegeven en ik kan er dan ook niet snel nog ééntje noemen!

 

Hoewel….. Wel bij trainers in het buitenland! Daar kom ik dan zeker weten volgende week op terug. En ook zal ik het gaan hebben over spelers die het later als trainer bij hun oude club(s) niet zo of helemaal niet goed hebben gedaan.

 

Dus tot de volgende week!

 


Peets (Eredi)Visie 01-06-2020:

Ja, je kunt best een goed geheugen hebben voor voetbal-feitjes maar het kan je soms ook lelijk in de steek laten of de geschiedenis er totaal anders laten uitzien!

Zoiets overkwam mij na de publicatie van m’n column van afgelopen week. Wat wil het feit? József heeft helemaal niet gescoord nadat hij met een wissel, voor de laatste tien minuten, in het veld kwam tijdens de bekerfinale van 1995! Of hoe het geheugen een loopje met je kan nemen! Maar ‘De Kromme’, Willem van Hanegem uiteraard, had hem wel mooi die publieks-wissel gegund!

 

Maar ok, dat gezegd hebbende, het was tijdens dat seizoen dat een andere tot cult-held uitgegroeide voetballer eeuwige roem vergaarde bij de Feyenoord-supporters. 

De Nigeriaan Mike Obiku was ook echt een aparte. Kon best lekker ballen al was hij geen hoogvlieger. Vanaf het seizoen 1992-93 was hij in de Kuip komen voetballen en ‘ viel dus meteen met z’n neus in de boter ‘ zogezegd. Want mede ook door zijn doelpunten dat seizoen werd de selectie van trainer Willem van Hanegem

(door oud-ploeggenoot Wim Jansen, inmiddels TD van de club,  aangesteld) landskampioen. Zijn viering na een doelpunt zou je trendsettend kunnen noemen want hiervoor had ik het in ieder geval nog nooit gezien en daarna zag je het opeens ontzettend veel spelers doen. Na elke goal trok hij zijn shirt uit en al rennend zwaaide hij er mee boven zijn hoofd. Ook wilde hij nog wel eens van puur enthousiasme in de hekken springen. Waarbij hij dan prompt zijn handen openhaalde aan de scherpe, puntige staken! Maar dat deerde Mike niet. Als hij maar zijn blijdschap kon uiten. Tijdens zijn jaren bij de club aan de Maas verklaarde hij eens dat hij het opperste gevoel van geluk zou ervaren als er iets naar hem vernoemd zou worden vanwege zijn prestaties. Een tankstation bijvoorbeeld! Waarschijnlijk gekscherend bedoeld, maar het getuigde wel van zijn enorm zelfvertrouwen.

 

Zijn ‘ moment suprême ‘ als het gaat om doelpunten op cruciale momenten beleefde hij in het seizoen 1994-’95. In het bekertoernooi bereikte Feyenoord de halve finale waarin het tegen Ajax moest aantreden. Het was ook tijdens dat seizoen dat de ‘sudden death’ regel werd toegepast. Dat hield in dat degene die het eerst scoorde in de verlenging, nog voor de officieel verstreken tijd, de wedstrijd had gewonnen (inmiddels is die spelregel alweer enige tijd geleden ter ziele gedragen). Nadat het dus in de reguliere speeltijd 0-0 was gebleven schoot Obiku in de eerste vijftien minuten van de verlenging het enige doelpunt binnen. En bereikte Mike, die grote sterke Nigeriaan met de altijd aanwezige lach op zijn gezicht, onsterfelijkheid met zijn prestatie tegen de aartsrivaal uit Amsterdam.

 

Later zou Mike nog een tijdje op Cyprus voetballen alwaar hij op een gegeven moment zijn oude club-voorzitter Jorien van den Herik tegen het lijf liep. De Zwijndrechtenaar vierde daar vakantie en nodigde Obiku uit om een middagje mee te varen op diens luxueuze jacht. Dat was voorlopig de laatste keer dat zij elkaar zagen. In latere jaren is er op voetbal-gebied weinig meer vernomen van de Nigeriaan. Inmiddels is hij, alweer wat jaren geleden, gestopt. Maar dat ene, unieke moment in, notabene, Amsterdam nemen ze hem nimmer meer af.

 

Wie is nu eigenlijk de beste spits uit de Feyenoord-geschiedenis? Cor van der Gijp behoort absoluut in de top 5 want hij is nog de meest scorende. In ieder geval vanaf het begin van het Eredivisie-tijdperk. Is hij dan de beste? Of is het misschien toch Ove Kindvall? Een moeilijke keuze. De Zweed is natuurlijk voor eeuwig de man van de bezegeling van het EC 1-succes in 1970. En werd in zijn vijf feyenoord-seizoenen maar liefst drie keer topscorer van de Eredivisie. Ook geen geringe prestatie! Andere spitsen zullen misschien minder gauw in aanmerking komen voor die uitverkiezing maar hebben toch ook mooie resultaten neergezet. Denk aan Peter Houtman. Scoorde ooit meer als 30(!) doelpunten in één seizoen. Toch ook zeer indrukwekkend.

 

En dan dus József en Mike. Graziano Pellè! Mooie jongen die de vrouwenharten sneller deed kloppen maar zeker ook een lepe spits. Volgde trainer Ronald Koeman van Feyenoord naar Southampton maar na diens ontslag was er voor de Italiaan ook weinig toekomst meer en vertrok hij voor een smak geld naar China om aldaar een fortuin te vergaren. Maar toen de trainer die hem had gehaald werd ontslagen was er voor hem in zuid-oost Azië ook weinig perspectief meer. Nu leidt hij een nomade-bestaan als speler. Ik ben zijn spoor kwijtgeraakt. En zo vergaat het helaas vele spitsen in Rotterdam-zuid. Even een fonkelende ster aan het voetbal-firmament, daarna een gedoofde, en een vergeten nummer in de eindeloze rij van 9 (het rugnummer en positie van de spits) die het net niet konden brengen. Het echt grote succes. Het wordt vaak de Kindvall-vloek genoemd. Of dan wel zijn erfenis waar men tegen op moet boksen. Die als een enorme schaduw over

hen, die het in De Kuip moeten waarmaken, heen valt. Maar je kunt het dus ook het van der Gijp-syndroom noemen. Steeds hoor je weer de namen van die twee legendes als je aan je dienstverband bij Feyenoord begint. Gijp en Kindvall. Cor en Ove. Dat waren echte groten, jongen, spreken de oude baasjes aan de zijlijn van trainingsveld dan, als de nieuwbakken aanvallers hun eerste dagen in het rood-wit meemaken. En daar moet je dan maar mee zien om te gaan. Maar hé, het zijn profs hè, die moeten dat als volwassen kerels kunnen accepteren. Anders moet je maar niet hier komen voetballen! Dat is toch meestentijds de opinie van de supporters. Èn oud-spelers! Want vergis je niet, ook die kunnen van tijd tot tijd ongemeen kritisch zijn op hun opvolgers. En ik moet eerlijk zijn, ook ik vind dat duurbetaalde profs daar maar mee moeten leren omgaan. Zij, de supporters, hebben het volste recht om kritisch naar de verrichtingen van de spelers op het veld te kijken. Ze betalen er tenslotte meer dan genoeg voor om in die mooie voetbaltempel (voor hoe lang nog?) een plaatsje te kunnen bemachtigen.

 

Toch kan ik mij ook zeker wel indenken hoe moeilijk het moet zijn om het gewicht van de daden van die echt roemvolle spelers op je schouders te voelen. Dat je misschien soms wel de rillingen krijgt als je voor het eerst de grasmat betreedt van een tot de nok toe gevulde Kuip vol joelende, schreeuwende supporters die bij het minst geringste foutje je stijf kunnen schelden en roepen om je ontslag. Maar die, als je laat zien je mannetje te staan en bereidt bent keihard te werken en, zeker ook, uiteindelijk goed gaat voetballen je van pure geestdrift naar voren kunnen schreeuwen om je op die manier op te stuwen tot grootse prestaties en je dan misschien ook kan uitgroeien tot held voor altijd. Ook dat is het karakter van de Feyenoord-supporter. Doe je stinkende best en je bent hun lieveling. Zo niet en je gaat ’naast je schoenen lopen’, dan branden ze je volledig af en word je verketterd. Dan heb je het voor eeuwig verbruid.

 

Ik hoop maar dat toekomstige voetballers het aandurven om al die kritiek te pareren en vol goede moed aan de slag te gaan in Het Stadion van Nederland om te gaan spelen bij de eerste EC 1,- Wereldbeker,- en Uefa-cup-winnaar van ons kleine landje. De toekomst zal het uitwijzen. 

 

Tot de volgende keer!


Peets (Eredi)Visie 25-05-2020:

Jóoooooozseeeef!!! Met deze langgerekte kreet werd de populairste Feyenoord-spits van de laatste, pakweg, 40 jaar steevast aangemoedigd door de supporters in de Kuip.

 

Hij was en is nog steeds een held van het legioen. Kortgeleden kwam dan de vierde special van het blad van Feyenoord Supporters Vereniging De Feijenoorder uit met hem in de hoofdrol. Het was de bedoeling dat er voor die uitgave ook een bezoek aan hem zou worden gebracht in Hongarije door een aantal redactieleden, maar uiteraard ging dat helaas niet door vanwege de gesloten landsgrenzen ten gevolge van de Corona-crisis. Niettemin is die special er toch gekomen en is het weer een mooie uitgave geworden. En zo is József Kiprich toch alle, in mijn ogen terechte, eer aangedaan. 

 

Maar wat is nu de definitie van een echte held voor voetbal-supporters? Is dat een aanvallende voetballer die over een fabelachtige techniek beschikt en de meest briljante acties uitvoert en punten voor je team pakt? Zeker, dat soort spelers kunnen supporters bekoren. Maar zijn het ook de noeste werkers in de verdediging die de boel achterin dicht houden en je favoriete elftal op die manier behoeden voor puntverlies? Ja, ook die kunnen uitgroeien tot echte publiekslievelingen. De briljante strategen op het middenveld die ‘ de lijnen uitzetten ‘ zogezegd en het spel verdelen dan? Ook voor hen is de waardering vaak zeer groot. De keeper die over genoeg persoonlijkheid beschikt om de opkomende spitsen angst in te boezemen en echt te heersen in hun strafschop gebied. Ook zij worden regelmatig luid toegezongen door de dol-enthousiasten op de tribunes. 

 

Toch is het vaak niet van te voren te bepalen wie een favoriet, een held dus, wordt bij het voetbal-minnend volk. Of een anti-held als het ware. Iemand die ook grootse daden verricht, maar dat niet uitstraalt of specifiek daarvoor gewoon niet de juiste uitstraling heeft. József was zo iemand. Bepaald niet een ‘pretty boy’ zoals bijvoorbeeld de gladgeschoren en keurig gekapte Dennis Bergkamp. De Ajax-spits uit diezelfde periode die vaak ook nog eens een echte bal-tovenaar bleek. De Hongaar had eerder de bouw van havenarbeider of landbouw-arbeider. József stak een arm in de lucht na een met doelpunt bekroonde actie,

slaakte een zucht (of nog beter een ‘puf’, weet u nog?), haalde z’n schouders op en sjokte weer verder het veld over tot hij het tijd vond om weer eens in actie te komen. Nou moet men, zij die die tijd niet bewust hebben meegemaakt, niet denken dat József een luie speler was. Zeker niet, maar hij was ook niet echt een trainingsbeest en beschikte dus ook niet over een enorme top-conditie. Nee, en daarom koos de Hongaar zeer specifiek zijn momenten om van belang te zijn. En als dat gebeurde dan was dat vaak toch ook smullen

geblazen. Nee, voor hem geen pirouettes á la de al genoemde Bergkamp of slepende passeer-bewegingen als de natuurlijk ook geniale Marco van Basten.

 

Die was trouwens net geen tijdgenoot meer qua Eredivisie-voetbal. Toen Josef de Kuip voor het eerst betrad vierde “ San Marco “ al z’n eerste triomfen in het San Siro-stadion bij AC Milaan (of Milan als u dat prefereert). Maar dit terzijde. Nee, voor József gold bovenal de functionaliteit van de actie. Maar er waren dus van die momenten dat die acties de adem benamen van de supporters van de club aan de Maas. Dan zagen die er toch echt oogstrelend uit. De twee die mij het meest helder voor de geest staan zijn allebei uit het seizoen 1992-’93. De laatste twee wedstrijden van het seizoen notabene. Na 32 speelronden stond Feyenoord

1 punt achter op koploper PSV. Maar de club van, destijds, trainer Willem van Hanegem, die door voormalig ploeggenoot Wim Jansen, die toen inmiddels technisch directeur was geworden, dat seizoen was binnengehaald, had nog één wedstrijd te goed. Winst tegen MVV zou de koppositie betekenen. Het werd blijkbaar als zo’n bijzondere gebeurtenis beoordeeld dat de NOS besloot de wedstrijd live uit te zenden. Ik kan het mij nog goed herinneren, ik zat aan de buis gekluisterd! In mijn eentje helaas. Waar was mijn pa die avond eigenlijk? Ik zou het niet meer weten. Zonder twijfel had hij anders meegekeken als ras-supporter uit ‘Zuid’. Dit was best uniek want natuurlijk ver voor het tijdperk dat de abonnee-tv zenders daarvoor de exclusieve rechten binnensleepten en dat nu wekelijks doen. Het was de Hongaar, die door de pers inmiddels ook wel eens de Malle Magyaar werd genoemd (als verwijzing naar zijn nationaliteit en vanwege zijn strapatsen op het veld bij tijd en wijle) die de openingstreffer scoorde door na, op aangeven van Gaston Taument, zich op magistrale wijze langs de verdediging slalomde en de doelman Jan van Grinsven kansloos liet. De meegereisde fans volledig in een staat van totale extase brengend (even voor de statistieken: Regi Blinker bracht de eindstand nog op 2-0). Een week later: 5000 (!) meegereisde supporters zien in het Oosterpark-stadion hoe Feyenoord FC Groningen volledig overklast en met 5-0 de dertiende landstitel in de geschiedenis binnenhaalt. En dat alles begon ook weer bij József! Vrijwel aan het begin van de wedstrijd pikte hij de bal na een lange pass rond het middenveld op en spurtte op doelman Bas Roorda af. Vervolgens lobde hij, toch een beetje Bergkampiaans, over hem heen het doel in. Opnieuw werd het Legioen gek.

 

Een andere herinnering, opnieuw een beslissend moment in een finale. Seizoen 1994-1995 voor de beker-winst. József stond, net als dat seizoen eerder tegen PSV voor de competitie, niet in de basis. En nu tegen FC Volendam deed hij hetzelfde als tegen PSV. Hij viel in om de strafschop te nemen. Nonchalant sjokte hij naar de penalty- stip en wachtte op het fluitje van de scheidsrechter. Nauwelijks zonder aanloop schoot ‘ De Tovenaar van Tatabánya ‘ (koosnaampje van de supporters met de verwijzing naar de club van zijn jeugd en eerste profjaren) feilloos binnen. Daarmee was de wedstrijd beslecht en de beker voor Feyenoord. Saillant detail: József wist dat dit zijn laatste wedstrijd in dienst van Feyenoord zou zijn. De directie had besloten om zijn contract niet te verlengen. Zeer tegen de zin van Kiprich zelf. Als argument gaf men aan dat gezien Jószef’s leeftijd en zijn wat mindere rendement van de laatste periode het tijd was dat de mega- populaire spits zou vertrekken om plaats te maken voor jong talent. József deelde vanzelfsprekend die mening absoluut niet. Hij wist dat hij behoorde tot de meestverdienende spelers van de selectie en dat zijn salaris dus op de begroting drukte. Hij gaf aan dat hij, desnoods als wisselspeler, nog van genoeg waarde kon zijn voor de selectie. Hij was ook bereid salaris in te leveren! Waar hoor je dat heden ten dage nog? Zo diep zat de club-liefde van de Hongaar voor Feyenoord inmiddels. 

Ook voor van Hanegem hoefde hij zeker niet weg. Stiekem was de altijd wat brommende, nurks overkomende Utrechter met Zeelands bloed van die gekke, maar af en toe ook geniale Hongaar gaan houden. Maar de clubleiding was onverbiddelijk. Toen de bekerfinale van het seizoen 1994-’95 er dan uiteindelijk op zat kreeg hij van voorzitter Jorien van den Herik (de GKL, oftewel Grote Kale Leider zoals de supporters hem gaandeweg vol bewondering en respect zijn gaan noemen) nog een mooi cadeau namens de club en werd hij

door zijn mede-spelers op de schouders genomen. Met zijn ogen vol tranen keek hij nog een keer op naar de tienduizenden ook zeer aangedane supporters en klapte. Voor de zes onvergetelijke jaren vol diepe dalen maar ook hoge pieken en de altijd hondstrouwe supporters die van hem hadden genoten. Van hem hielden zelfs. En hij op zijn beurt had van hen genoten. Van hun geestdrift en fanatisme en onvoorwaardelijke steun aan de club en zijn spelers. Van hun liefde voor hem die perfect werd gesymboliseerd in die lange aanmoedigingskreet. Jóoooooozsef! Jóoooooozsef!

 

Zelfs een mindere wedstrijd van zijn kant werd door hen met de mantel der liefde bedekt. Kom niet aan József, was het devies. Kom je aan hem dan kom je aan ons. In de Feyenoord-geschiedenis zijn slechts enkele spelers te noemen die diezelfde mate van populariteit bereikte. Uiteraard Coentje. Coen Moulijn. En zonder twijfel ook de volgens velen beste Feyenoorder aller tijden, Willem van Hanegem.’De Kromme’. Binnen de selectie waar József deel van uit maakte was bijvoorbeeld John de Wolf ook heel populair. De stoere verdediger met de lange manen en woeste baard was met name bij de vrouwen heel geliefd. En natuurlijk ook bij de (mannelijke) supporters vanwege zijn uitstekende, steeds beter wordende, kwaliteiten als onverbiddelijke verdediger die altijd voorop ging in de strijd. Maar toch, József’s populariteit oversteeg zelfs die van ‘Rambo’, zoals de wolf ook wel werd genoemd.

 

Populariteit en de status van idool, het is een ongrijpbaar iets. Er valt niet altijd met logica te bepalen wie nou in het pulletje valt en een icoon wordt. Zeker ook niet in het voetbal. Natuurlijk, je moet tegen een balletje kunnen trappen. En dat kon Josef zeker. Wie dat bagatelliseert moet toch echt nog maar eens wat mooie beelden van hem bekijken op bijvoorbeeld YouTube. Maar bij Feyenoord lijkt het vaak ook om andere dingen te gaan. Bijvoorbeeld hoe ze om gaan met de supporters. Voelen ze zich met hem verwant op enerlei manier? Of beleven ze het spelletje in hun cocoon van trainingen, wedstrijden, dollen met mede-spelers zonder verder acht te slaan op de supporters die vaak moeten buffelen en keihard werken voor dat ene uitje op Zondag. Zijn ze zich bewust van het feit dat ze, volgens, ja daar is tie weer, Willem van Hanegem, ‘het mooiste beroep van de wereld hebben’. Altijd in de buitenlucht datgene doen wat ze het liefst doen. Namelijk in propvolle stadions (niet altijd maar oké) voor een bovenmodaal salaris (ook niet altijd weliswaar maar goed) tegen die leren bal aan trappen. Willem was zich, zeker in zijn zo gloedvolle Feyenoord-jaren, er zeer bewust van. En József, zonder meer, idem dito. Hij was zich er ter dege van bewust dat hij niet alleen

speelde voor de prijzen en het meer dan goede salaris maar ook, en vooral, voor al die hondstrouwe aanhangers van die club in dat stadion aan de Maas. 

 

Ik refereerde eerder aan het feit dat hij geen fout kon doen bij de supporters. Dat toch niet elke speler van de eigen club die uitzondering- positie had merkten andere Feyenoorders des te meer. John van Loen, van Ajax gekomen en eerst geroemd vanwege zijn prestaties bij de Amsterdammers en ook in De Kuip, werd gaandeweg belachelijk gemaakt en uitgelachen. Dit was waarschijnlijk het gevolg van dat van Loen wel erg, te, vonden de supporters, overtuigd was van zijn eigen kunnen en bij het minst geringste greintje kritiek

op zijn prestaties ging klagen en jammeren in de pers. En daar moet je bij de Rotterdamse (of bij Feyenoord-supporters uit andere steden en dorpen in het land) niet mee aankomen. Om, als je zelf faalt, de schuld gaat leggen bij het feit dat je niet voldoende gesteund word door de club-aanhangers. Dan zet je kwaad bloed. Zijn dagen waren dan ook geteld en niet lang daarna vertrok hij.

 

Dit zelfde overkwam Henk Vos. Net als van Loen (en Kiprich uiteraard) ook een spits. De geschiedenis leek zich simpelweg te herhalen. Ook hij kreeg door zijn spel in het begin de handen op elkaar maar begon, waarschijnlijk door een geval van schromelijke zelfoverschatting, capriolen uit te halen die hij niet beheerste en dat ging compenseren met onbesuisde resultaat-loze acties. De spreekwoordelijke druppel was het 

feit dat hij ook nog de uiterlijke showbink wilde uithangen door, in plaats van op traditioneel zwart-witte, op fel gekleurde voetbalschoenen ging spelen. Zoveel ijdeltuiterij zonder daar echt onderscheidende prestaties tegenover te zetten was iets wat bij de supporters als een rode lap bij een stier werkte. Gevolg? Henk Vos werd uitgekotst en praktisch het stadion uit gepest.

 

Dat is waarschijnlijk ook waarom Kiprich zo geliefd was. En nog steeds is. József had simpelweg geen sterallures. Was niet hoogmoedig of verwaand. Stond altijd uiterst ontspannen en vrolijk de pers te woord. Omdat hij wist dat de supporters zo aan hun informatie kwamen. Let wel, dit was nog voor het internet en social media-gebeuren. En gaandeweg was József verknocht geraakt aan ons land. Zijn kinderen werden er geboren. Die waren eigenlijk gewoon meer Nederlands dan Hongaars. Hadden hier hun leven opgebouwd.

Met school en vriendjes enz. Hoe wrang was het dan dat hij uiteindelijk geen werkvergunning meer kon krijgen, z’n visum niet meer verlengd werd. Het destijds geldige argument dat je een speciale positie dan wel arbeidsfunctie moest hebben om hier te kunnen blijven was niet voor hem geldend, zo redeneerden de desbetreffende overheidsinstanties. Niet speciaal? Hij had wekelijks, en dat zes jaar lang tienduizenden voetbal-supporters vermaakt en verblijd! Maar men was resoluut. Kiprich moest het land verlaten. In een uiterste poging om de notabelen alsnog te vermurwen was hij, na een kort intermezzo op Cyprus, met een tijdelijk visum nog gaan voetballen in Den Bosch bij de plaatselijke FC in de eerste divisie. Wat als gevolg had dat elke Vrijdag enkele honderden Feyenoord-supporters naar Den Bosch afreisden om hun oude held aan te moedigen! Wie zich de beelden nog herinnert ziet het voor zich. Een surreëel beeld. Tussen de Den Bosch-supporters al die mensen met Feyenoord-petjes en sjaaltjes die het ‘Hand in Hand Kameraden’ aanheffen en voor elk doelpunt van de FC mee juichen. En dat alles steevast begeleidt door de overbekende aanmoediging: “ Jóoooooozsef! Jóooooooozsef! ".

 

Maar al met al mocht het dus niet baten. Uiteindelijk werd opnieuw besloten dat József ook nu geen werkvergunning kreeg en zat er voor Kiprich en zijn gezin niets anders op dan terug te keren naar zijn vaderland. Alwaar hij niet veel later nog een enkele keer werd geïnterviewd door de Nederlandse pers. Men zag een gebroken man met zijn zeer ontheemde en verdrietige vrouw en kinderen. Ze misten Nederland enorm. Maar helaas, het was niet anders. Ze moesten zich zien te redden in die troosteloze, weinig perspectief biedende omgeving. Het zou heel moeilijk worden maar zo goed en kwaad als het ging, gingen ze voort. Inmiddels zijn de kinderen praktisch volwassen en is József trainer geworden bij zijn oude club Tatabánya waar hij ook zijn laatste spelers-jaren sleet. Hij is ettelijke jaren geleden voor de Nieuwe Revu nog eens geïnterviewd. En dat had dit jaar dus weer moeten gebeuren in het kader van de magazine-special van FSV De Feijenoorder. 

Het mocht niet zo zijn maar laten we hopen dat ‘ De Tovenaar van Tatabánya ‘ (ook de titel van een door Berne van Leeuwen geschreven József-biografie waar ik al in een eerdere column over schreef) ooit weer een keer voet op Nederlandse bodem kan zetten om zodoende een bezoek te brengen aan zijn zo geliefde Kuip.

 

Tot de volgende keer!


Peets (Eredi)Visie 18-05-2020:

Afgezien van deze rare tijd waarin de bal dus over het algemeen niet rolt in Nederland en andere landen, behalve dan afgelopen weekend in Duitsland waar men de competitie zonder publiek weer hervatte en het door alle COVID 19-restricties niet om aan te gluren was, wordt, of beter, werd u ook wel eens gewoon voetbal-moe? De enorme overdaad aan (soms hele slechte) wedstrijden, eindeloze voorbeschouwingen en analyses: soms is het gewoon te veel van het goede. Dan zit er niets anders op om de krenten uit de pap te halen en de rest te laten voor wat het is. En dus hou ik mij in deze tijd vooral bezig met terugblikken.

 

En dan vooral naar de verrichtingen van mijn favoriete club. En vind het daarbij vooral leuk om de successen maar ook dieptepunten te koppelen aan bepaalde personen uit verschillende perioden. Vorige week schreef ik al over de mooie magazine-uitgaven van de Feyenoord Supporters Vereniging De Feijenoorder. De specials die zij hebben uitgebracht zijn een genoegen om te lezen. Tot nu toe zijn dat er vier geweest. Over vier iconen van de club. Te weten Henk Schouten, Cor van der Gijp, Gerard Meijer en als laatste Jozsef Kiprich. 

Het leuke aan deze specials is dat het allemaal uitgaven zijn over echte club-helden. En het mooie en aparte is dat het niet alle vier ster- voetballers waren. Ééntje is zelfs niet eens voetballer! Bij welke andere club kan dit? Ik weet er geen op te noemen. En toch werden ze niet alleen populair bij de hondstrouwe en fanatieke achterban maar bereikten zelfs nationale bekendheid. Ik heb het in dit verband dan over Gerard Meijer. De verzorger (blessures op het veld) die niet alleen die functie bekleedde maar gaandeweg uitgroeide tot de to-go-to persoon voor allerhande karweien. Zo was hij naast verzorger op het veld ook masseur, hield het

materiaal bij (nog een tijdje samen met de op 13 Februari jl. overleden Carlo de Leeuw), regelde hotel-overnachtingen voor als het 1ste buitenlandse EC-reizen moest maken) en was ook praatpaal voor spelers en trainers. Als je ergens mee zat of gewoon een praatje pot wilde maken dan ging je naar Gerard. Wanneer Gerard bij een blessure, met een tas vol medicinale middelen en waterfles, het veld op kwam rennen (en dat kon hij behoorlijk snel) werd dat vanaf de tribunes steevast begeleidt door het geluid van een voortrazende brommer.

Ik heb er zelf verschillende keren in De Kuip getuige van moge zijn. Altijd grappig om mee te maken. En om dan te merken hoe ontzettend populair hij was geworden in de 50 (!) jaar dat hij voor de club werkzaam was. Let wel, we hebben het hier niet over een ster-speler op het veld of een succesvolle (assistent) trainer maar een verzorger (en dus manusje-van-alles op een gegeven moment). Een verzorger! Vertel mij, kan dit bij een andere club ook gebeuren?

Ik durf te zeggen van niet. In 1959 trad Gerard in dienst. De Rotterdammer, geboren op de Schiedamse Weg (Delfshaven), heeft vooral in zijn eerste 15 jaar in dienst van de club uit de wijk Feijenoord (Rotterdam-zuid) grote successen meegemaakt en alle groten van de club op zijn massage-tafel gehad. Vele daarvan waren bepalend voor veel van die successen. Spelers als voornoemde Henk Schouten en Cor van der Gijp maar natuurlijk ook Coen Moulijn, ‘De Kromme’(van Hanegem) en bijvoorbeeld ook latere toppers uit de jaren ’90 als Jozef Kiprich, John de Wolf, Gaston Taument en Regi Blinker dan wel Ruudje Heus (tien jaar in Feyenoord 1 gespeeld!) en lachebek (maar ook uitstekende voetballer) Robbie Witshge. En vedetten als Wim

Jansen en, opnieuw, Willem van Hanegem die hij later uiteraard ook als, succesvol, trainer heeft meegemaakt. En ja, zelfs ook nog Johan Cruijff in dat prachtige seizoen 1983-’84! En over bijna iedereen heeft hij een positief gevoel overgehouden. Tot het begin van seizoen 2008-’09.

Bij het aantreden van trainer Gert-Jan Verbeek in dat jaar werd voor het eerst in 49 jaar de sfeer echt anders voor de club- veteraan. Het boterde niet of nauwelijks tussen de Deventenaar en ras-Rotterdammer. De spreekwoordelijke druppel werd bereikt toen de oud-trainer van o.a Heracles Gerard zijn vaste hoekje in de kleedkamer, met daarin gevestigd allemaal persoonlijke spulletjes en benodigdheden, afpakte omdat dit volgens Verbeek niet paste in het professioneel nagestreefde klimaat rondom het elftal.

 

Hoewel er voordien geen trainer, speler, club- bestuurder of andere official er een probleem van maakte en Gerard juist zijn plekje in de kleedkamer gunde omdat hij zo geweldig met de spelers omging vond Verbeek het ongepast. Een trainer moest met zijn spelers ongestoord in de kleedkamer te werk kunnen gaan om tactieken te bespreken en ‘peptalks’ te kunnen houden. Voor verzorging moest men maar naar de voorgeschreven ruimte gaan. Wie Gerard in die dagen in de catacomben van De Kuip zag ronddolen kon het verdriet en onvrede van zijn gezicht af lezen. Even was hij in staat om na al die jaren de handdoek in de

ring te gooien en er definitief mee op te houden. Maar de redding, voor Gerard althans, leek nabij. Verbeek werd begin 2009 ontslagen en na een korte interim-periode van Leon Vlemmings opgevolgd door kind-van-de-club Mario Been. Tussen de geboren Rotterdammer (uit de Bovenatura-straat ‘op’ Zuid) en Meijer was het meteen dikke mik. De twee konden lezen en schrijven met elkaar. Uit dezelfde stad met hetzelfde gezonde gevoel voor cynische, dan wel sarcastische humor. En ze kenden elkaar al vanaf het moment dat Mario als kleine jongen in de Feyenoord-jeugd kwam voetballen en zich bij kleine blessures regelmatig door Gerard liet verzorgen. Zoals dat later uiteraard, toen Been in de hoofdmacht speelde, ook weer af en toe voorkwam. Zo kreeg het tweede gedeelte van Gerard’s vijftigste dienstjaar bij Feyenoord toch nog een bevredigend slot. Al waren de resultaten op het veld niet echt geweldig te noemen, Meijer ging weer met plezier naar zijn werk.

 

Toen hij dan uiteindelijk aan het eind van dat seizoen afscheid nam kreeg hij een prachtige eerbetoon van de club en de supporters. In het eerste geval kreeg hij het ere-lidmaatschap van de club en de titel ‘Ambassadeur voor het leven ‘ en de supporters noemde hem ‘Grootste Feyenoorder’, Nog voor Coen Moulijn en Willem van hanegem. Logisch misschien, omdat hij het langst in dienst is geweest bij de club aan de Maas en ten tweede zit Het Stadion (jaja, met hoofdletters) natuurlijk hoofdzakelijk vol met supporters die zich, ook anno 2009, van Hanegem en Moulijn niet als speler kunnen herinneren maar Meijer (Gerard dus) wel talloze malen het veld op hebben zien rennen om de zoveelste gekwetste speler te verzorgen. Hoe dan ook, de oude Gerard, toen al 74(!), was zichtbaar geroerd door al deze accolades en toen hij dan ook per helikopter onder luid applaus en gejuich het bomvolle stadion uit vloog stonden de tranen in zijn ogen.

Ik kan het mij nog als de dag van gisteren herinneren. In de aan hem gewijde special van FSV De Feijenoorder kunt u nog veel meer over dit alles lezen. Met vooral ook veel lovende commentaren van veel oud-spelers en trainers over ‘Ome’ Gerard. 

 

De eerste twee specials van FSV De Feijenoorder hadden dus Henk Schouten en Cor van der Gijp (oom van oud-Spartaan en ex- PSV’er en, inmiddels, t.v-held René en jongere broer van diens vader, Spartaan Wim) als hoofdpersoon. De twee ras-voetballers uit respectievelijk Rotterdam en Dordrecht kwamen in 1955, net als Coen Moulijn, bij Feyenoord voetballen en werden, gedrieën, door hun formidabele spel binnen de kortste

keren razend populair bij het alsmaar in sneltrein-vaart groeiende Legioen. Meteen raakte de drie ook zeer hecht bevriend. En bleven dat totdat Cor nog als laatste overbleef.

Schouten kon gelukkig nog wel ‘zijn’ special uitgereikt krijgen voordat hij overleed. Hetzelfde gold voor van der Gijp, dit jaar wordt de voormalige super-spits 89 jaar. Hij is nog steeds de meest scorende Feyenoord-spits van na de 2de wereld-oorlog. En vrijwel altijd was dat op aangeven van zijn maatjes ‘op links’ en ‘op rechts’. Coen en Henk uiteraard (want Schouten stond dus rechtsbuiten. Dit even ter volledigheid). Wie het boek van de door mij bewonderde senior-journalist Jan D. Swart (ooit ook het voorbeeld voor Michel van Egmond en Johan Derksen) leest, getiteld “ Kraan en de donderstenen van Feyenoord “(eerder door mij

behandeld) maar ook alle andere schrijfsels over de Feyenoord-geschiedenis er op na slaat weet dat de drie boezemvrienden ook echte grappenmakers waren. Met name Schouten en van der Gijp konden hierin behoorlijk ver gaan. Moulijn was iets meer timide als het daar op aan kwam maar kon vervolgens wel ‘in een deuk leggen’ , zoals dat in goed Rotterdams heet, om de streken en fratsen van zijn twee kompanen.

 

Was van der Gijp de meest scorende spits na 1945 voor de Kuip-bewoners (hoewel Kindvall’s gemiddelde in zijn vijf Eredivisie-seizoenen in De Kuip hoger lag), Schouten heeft nog steeds een ander record in handen. En dat is weer gevestigd als onderdeel van een ander, zelfs Eredivisie-record. In het seizoen 1955-’56, het eerste volledige voor dus zowel Schouten als Moulijn en van der Gijp in Feyenoorddienst, scoorde Henk in de thuiswedstrijd tegen De Volewijckers uit Amsterdam (toen uit die stad ook nog Blauw-wit en natuurlijk Ajax in de Eredivisie speelden) maar liefst negen doelpunten in een ‘clash’ waarin Feyenoord maar liefst 11 keer het net vond tegen 4 tegendoelpunten. Nog steeds staat die wedstrijd te boek als de overwinning met de meeste doelpunten vóór in s’ lands hoogste voetbal-competitie. Dus wijlen Schouten heeft nog steeds dat unieke resultaat in de boeken maar ook Feyenoord! Moulijn kon helaas niet bogen op zulke doelpunten-records maar was gedurende zijn periode in Feyenoord 1 wel onbetwist de nummer één als het de linksbuiten-positie betrof. Welke trainer er ook voor de groep stond, (bijna) altijd werd Moulijn opgesteld. En dat 17 seizoenen lang! Eerlijkheidshalve dient wel te worden vermeldt dat Coen de laatste anderhalf jaar, als gevolg van een zwaar auto-ongeluk, niet veel meer in actie kwam. Maar al die jaren had hij de club trouw gediend en ook de twee grootste successen van de club actief meegemaakt. U weet waar ik op doel, de Europa-cup 1 en Wereldbeker in 1970. Drie oer-Feyenoorders, drie van de beste spelers ooit uit de rijke 

geschiedenis van de club. Ze zullen altijd onvergetelijk zijn en in de herinnering blijven van zij die hen hebben meegemaakt op, rond en naast het heilige groen van het Feyenoord-stadion.

 

Nu heb ik het eigenlijk nauwelijks gehad over de hoofdpersoon van de meest recente special van FSV De Feijenoorder, Joszef Kiprich! De Hongaar die in zes jaar tijd mateloos populair werd door zijn gedrag, lichaamstaal maar zeker ook prestaties en voor altijd een held blijft van Het Legioen. Volgende week zal ik vast en zeker het ook over hem gaan hebben. Beloofd! 

 

Tot de volgende keer!


Peets (Eredi)Visie 11-05-2020:

6 Mei was het vijftig jaar geleden. En 8 Mei jongstleden was het 18 jaar geleden. Toen werd voor het laatst door een Nederlandse club een Europese prijs binnengesleept.

En ja, opnieuw was dat Feyenoord. De club won toen voor de tweede keer de Uefa-cup. Stond men daar ook uitgebreid bij stil? Nou, duidelijk iets minder maar het was dan ook geen officieel (zover je daar al van kan spreken) jubileumjaar. Het was gewoon het volgend verstreken jaar sinds die, overigens fantastische, winst in de finale. Is dat dan toch niet een beetje jammer? Misschien, maar ook weer niet onoverkomelijk en ook zeer begrijpelijk. Om nou elk jaar te vieren……enigszins overdreven toch? 

 

Wat wel opvalt is dat bij elk zo’n uitgebreid gevierd succes er meteen weer een hele golf commerciële activiteiten plaatsvindt. Bij de viering van 50 jaar Europacup 1-winst zijn dat vooral uitingen op het ‘literaire’ vlak geweest. Is dat eigenlijk erg? Nee, als de betreffende werken met veel liefde en toewijding worden vervaardigd. In dit geval is dat zeker het geval geweest. Het lijvige boek ‘Leve Feyenoord 1’ van Kick Uitgevers is een waar kunstwerkje geworden. Met prachtige verhalen en vooral ook schitterende foto’s. Het boek is verkrijgbaar in een gewone versie en in maar liefst drie luxe versies. Elk van die drie heeft een andere omslag waarbij kan worden gekozen uit drie spelers. Aanvoerder ‘Ijzeren’ Rinus Israel, spits Ove Kindvall en middenvelder Willem ‘De Kromme’ van Hanegem. De eerste twee waren uiteraard de doelpuntenmakers in Milaan. Uitgegeven in een luxe zwarte doos met bij elke versie het (gereproduceerde) finale-shirt met rugnummer van desbetreffende speler. Echt heel mooi maar, zeker voor de wat smalle beurs, heel prijzig: honderd euro maar liefst! Je kan ook voor de goedkopere variant kiezen. De luxe uitvoering is natuurlijk een echt ‘collector’s’ item maar zelf heb ik voor de ‘gewone’ versie gekozen (ja, wat is gewoon in dit geval. Het blijft een fraai document als herinnering aan een unieke gebeurtenis). Die is exact de helft goedkoper. En als je, zoals ik, niet echt waarde hecht aan parafernalia dan is die uitvoering mooi genoeg. Het AD heeft overigens ook een duit in het zakje gedaan rondom de viering van het jubileum van de Europacup 1-winst. Zij brachten het boek “ Voor altijd de eerste “ uit, welke je via bestelling op de website kan verkrijgen. Ik zag ‘m tot mijn verbazing toch ook gewoon bij diverse boekhandels in de schappen liggen. Deze, op zijn beurt, is weer haast de helft goedkoper dan de reguliere versie van “ Leve Feyenoord 1 “.  

 

Hoe leuk en divers het aanbod ook is in fan-gerichte artikelen, mij bekruipt doorgaans het gevoel dat het wel heel erg riekt naar commerciële geldklopperij. Ik bedoel, als ik even dicht bij huis blijf: in de periode 1992-1995, toen ik sinds twee jaar pas echt een fanatieke ietwat naïeve supporter van ’010’ begon te worden, kocht ik in mijn enthousiasme achtereenvolgens een VHS-videoband (docu over de geschiedenis van Feyenoord tot en met seizoen 1991-’92 door de NOS gemaakt), een jaarboek (van het kampioensjaar 1992-’93) en een cd, ook in 1993 uitgebracht. Vol met liedjes over de club en met echte fan-favorieten en clubliederen èn de Radio Rijnmond-verslagen van de oh zo belangrijke voorlaatste wedstrijd in 1993 tegen MVV en de kampioenswedstrijd tegen FC Groningen, allebei verzorgd door de onvolprezen en inmiddels helaas veel te vroeg overleden Hans van Vliet die door de jaren heen echt een cult-held werd. Vooral voor, met name, de Feyenoord-supporters. Later kwam daar nog een VHS-video bij over Willem van Hanegem’s hele voetbalcarrière wat weer gevolgd werd door een dvd over hetzelfde onderwerp en dan nog een VHS over specifiek Willem’s drie jaren als hoofdtrainer van Feyenoord. En al deze producten gingen sowieso als warme broodjes over de toonbank. 

 

Dat al deze producten, buiten alle traditionele als shirtjes, sjaals, petjes, buttons en vlaggen, een enorme commerciële potentie hadden, daar kwamen de strategen in de PR-afdeling bij Feyenoord (maar natuurlijk ook bij veel andere bvo’s) al heel snel achter. Ze werkten dan ook gestaag door om met producten van de club zelf op de markt te komen. Die natuurlijk niet allemaal even kwalitatief mooi uitgevoerd of bijzonder waardevol waren maar soms zaten er pareltjes tussen. De meest bijzondere vind ik het verzamelwerk ‘Feyenoord Compleet’. Deze uitgave bestond uit 30 mooi vormgegeven boekwerkjes waarin de hele geschiedenis in kaart werd gebracht. Deze waren, in eerste instantie, niet los in de winkel verkrijgbaar maar kon je bemachtigen door je er op te abonneren. Vervolgens kreeg je dan elke maand één deel. Niet lang daarna kon je dan ringmappen bestellen, 1 per 15 deeltjes, waarin je ze netjes kon opbergen. Deze waren in mooi zwart hardcover uitgevoerd met op de voorkant, uiteraard zou ik haast zeggen, het Feyenoord-logo. Toen dit een groot succes bleek gaf men er nog een alleraardigst vervolg aan door met nog een serie te komen. Deze bestond uit opnieuw uit 15 delen met daarin elk deel gewijd aan een beroemd Europa Cup-tegenstander van Feyenoord uit alle (toen nog) drie toernooien door de jaren heen. Hoewel er al heel veel boekwerken over ook dit onderwerp zijn verschenen vond ik dit, midden jaren 90’, een mooi instap-moment qua het verzamelen van voetbal -maar vooral dus Feyenoord-lectuur of, zo je wilt, literatuur. Ik heb de hele verzameling, net als de andere genoemde producten, nog steeds. Logisch ook misschien. Je bent en blijft supporter dus waarom zou je (mits je er ruimte voor blijft houden) het van de hand doen of weggooien. Toch? Als ras-supporter kun je dat, en ik dus ook niet, over je hart verkrijgen denk ik zo. 

 

Maar nu ik een inmiddels wat bedachtzamere, behoedzame en meer kritische supporter ben geworden zou ik mij niet meer zo snel overgeven aan al te gemakkelijke en goedkope aankopen. Ik bedoel, van het “ Feyenoord Compleet “-verzamelwerk en de verschillende dvd’s, VHS-banden en zelfs het jaarboek uit 1993 heb ik geen spijt, maar ik ben nu wel op een moment in mijn leven gekomen dat ik daar een stuk selectiever in ben geworden. Ik bedoel, zo’n ‘Kampioen’-cd is leuk maar dat doe je toch maar één keer. Of niet soms? Als je het namelijk even wat analytisch en objectief beschouwt dan merk je toch dat je vaak ook in de maling wordt genomen. Laten we eerlijk zijn, die cd is heel leuk misschien maar hoe vaak zet je zoiets op om gezellig mee te blèren? Ja, met een slok op en in jolig gezelschap kan dat heel gezellig zijn. Maar ik zie mij toch niet in een hoek van de kamer in mijn favoriete stoel plaatsnemen om eens aandachtig naar al die kroeg-meezingers te luisteren! Al dan niet onder het lezen van het zoveelste jaarboek van een seizoen waarin weer niets is gewonnen. Dat gezegd hebbende, welk gezond mens doet dat eigenlijk wel? Elk jaar zo’n boek(je) aanschaffen van een nietszeggend, verloren en totaal niet noemenswaardig seizoen? Nou, dat zijn er nog best veel kan ik je vertellen. Er zijn genoeg devote supporters met een nauwelijks kritische blik naar de verrichtingen van hun club. Dat is geen verwijt, zij zijn gewoon zo idolaat dat ze alles met de mantel der liefde bedekken en ze (bijna) elk commercieel product van en over hun club breed omarmen. Ik was er ook zo één. Voor een bepaalde periode in ieder geval. Nu kies ik echt uit wat ik waard vind om in bezit te hebben. En met mij zijn er toch genoeg Feyenoorders die er ook zo ‘in staan’. Het zal ongetwijfeld ook iets met leeftijd te maken hebben. Verstand komt met de jaren. Zeggen ze tenminste. Want om nog even terug te komen op die cd. Sindsdien zijn er al weer vele nieuwe verschenen. Ja, daar ga je met je gezonde verstand toch niet weer geld aan uitgeven? Het is dan toch een kwestie van ‘oude wijn in nieuwe zakken’, zogezegd. 

 

Toch moet je als fanatiek volger van je club wel voorzichtig te werk gaan als je graag wat spulletjes van en over je favoriete club wil verzamelen. Er liggen een hoop beunhazen op de loer om jou hun inferieure waar aan te smeren. Producten van bedenkelijke kwaliteit die snel wegslijt (shirtjes of sjaal met opdruk), vastloopt (VHS, Betamax, Video 2000) en of blijft hangen (cd’s en dvd’s). Is het dan raadzaam om alleen via de officiële kanalen aan dergelijke waar te geraken? Nee hoor, dat is niet per se een must. In het geval van Feyenoord is daar nog de uitstekend georganiseerde en geleide supportersvereniging De Feyenoorder. Buiten dat ze tal van erg leuke initiatieven ontwikkelen voor de supporters zijn ze ook zeer bedreven in het vervaardigen van waardevolle kopij, om het eens deftig te formuleren. Zo zijn er (naar mijn weten) drie prachtige specials van het officiële verenigingsblad gemaakt waarbij in ieder van die edities een markante Feyenoorder centraal staat. Te weten super-spits Cor van der Gijp, oud-verzorger en eigenlijk manusje-van-alles Gerard Meijer en cult-held en lepe aanvaller Josef Kiprich. Echt heel mooie uitgaven die vast en zeker nog te verkrijgen zijn. Tenminste, die eerste twee in ieder geval. Deze zijn namelijk ook in de losse verkoop aan te schaffen. De laatste, over Jooooooooozef dus (de fan kent deze aanmoediging en bewieroking van de Hongaar nog wel) is spiksplinternieuw en heeft al wel de nodige publiciteit gekregen maar is nog niet breed verkrijgbaar. Ik kon afgelopen Zaterdag in ieder geval nog geen exemplaar bemachtigen. Die andere twee fraaie uitgaven heb ik wel! Al met al is de FSV De Feyenoorder een organisatie die echt aandacht besteed aan de door hen vervaardigde fan-artikelen over de club in al z’n facetten. Zo kan het dus ook. 

 

Overigens is een dvd over dat Uefa-Cupsucces natuurlijk wel de moeite waard! En gelukkig is die er dan ook. Ideetje: een fraaie, redelijk lange en gedegen gemaakte documentaire over het EC 1-succesjaar? Gemaakt door de bekwame mensen bij de NOS dan wel de FSV of de club zelf? Ik ben voor! En denkt u zo iets gevonden te hebben op een markt of braderie (zo gauw die weer georganiseerd mogen worden in deze rare, onzekere tijd) of ander fan-materiaal? Verzeker uzelf er dan van dat het van echt goede handen komt en niet geproduceerd is door charlatans die u uw zuurverdiende centen uit de zak willen kloppen. En koop ook niet elke mok, tegel, muts, sjaal, vaantje etc. wat er smoezelig uitziet. Het is zo zonde als je als echte, oprechte die hard-supporter je geld uitgeeft aan iets wat uiteindelijk vergeelt, vervaagt, bekrast raakt of uit elkaar valt. Het is iets wat ik u maar even wilde meegeven. Ik wens u een hartverwarmend maar financieel verstandig supportersschap toe. Dat uw favoriete voetbalclub maar mag blijven voortbestaan. 

 

Tot de volgende week!  


Peets (Eredi)Visie 05-05-2020:

6 mei 2020. Een rare dag. Spoel terug naar 6 mei 1970. Een zeer feestelijke dag. Het eerste grote internationale succes van een Nederlandse voetbalclub wordt behaald. De Europacup 1, voor landskampioenen, is voor het eerst gewonnen in Nederland. Door Feyenoord uit Rotterdam. De club ‘ van Zuid ’. Maar op dat moment is het gewoon de club van en voor heel Rotterdam. En voor supporters in het hele land. Een dag later, op de 7de, stond de Coolsingel stampvol. Mijn pa stond er tussen. Zelfs hij, nuchtere jonge vent van Zuid (in juni dat jaar werd tie 28) die niet echt gevoelig was voor al te grote uitingen van voetbal-hysterie, voelde gewoon dat hij er nu bij moest zijn. Dit zou uniek zijn, zo wist hij. Net als vele andere duizenden, nee, tienduizenden supporters.

 

En uniek was het. Voor Feyenoord zelfs letterlijk. Nooit meer zou de club zelfs ook maar in de buurt komen van dat succes. Ajax zou ‘die cup met de grote oren’ (Leo Beenhakker’s woorden zoveel jaren later) gelijk hierna ook winnen. Zelfs drie keer op rij. En in 1995 (toen inmiddels Champions League geheten, en niet meer uitsluitend gespeeld door alleen landskampioenen) zelfs een vierde keer. In Wenen. In, notabene, het Ernst Happel-stadion! Maar Feyenoord was, en blijft, natuurlijk voor altijd de eerste. En voorlopig ook zelfs de laatste Nederlandse club die überhaupt een Europese beker heeft gewonnen. U weet ’t uiteraard wel, de Uefa-cup (inmiddels heeft dat toernooi ook alweer een andere naam gekregen) in 2002.

 

Daarom is het des te jammer dat er door de huidige stand van zaken in Nederland en de rest van de wereld (moet ik het nog noemen?) er geen uitgebreide viering van dit mooie jubileum kan plaatsvinden. De overlevenden van de selectie van dat mooie seizoen zullen ongetwijfeld contact met elkaar zoeken maar een groot reünie-feest en allerlei festiviteiten er omheen gaan jammer genoeg niet georganiseerd worden. Wat rest zijn de beelden, boeken, berichten in de (sociale) media en misschien een sporadisch interview met deze of gene die het hebben meegemaakt. Fans of misschien een oud-speler uit dat seizoen en van die finale. Willem van Hanegem, Wim Jansen, Eddy Treijtel, Ove Kindvall, Rinus Israel (die laatste twee uiteraard de doelpunten-makers in de finale), Piet Romijn, Henk Wery en Franz Hasil, ze zullen hier heus wel voor te porren zijn misschien. Maar het blijft surrogaat natuurlijk.

 

Wat had ’t niet mooi geweest als er een fijne receptie met sprekers, mooie live-muziek en warme gesprekken tussen al die oud-spelers in het Maasgebouw (pal naast het stadion en daarmee verbonden via een looptunnel) had plaatsgevonden. En dan misschien nog een leuke manifestatie voor de fans in het stadion zelf. Met de spelers en de cup op het veld. Lee Towers die You Never Walk Alone galmt. Met gouden microfoon. Jacky van Dam die Hand in Hand Kameraden blèrt (sorry voor mijn woordkeuze, beste van Dam-liefhebbers). En het publiek, wat dan al waarschijnlijk licht of behoorlijk beschonken is maar wat deert het, zou meelallen. Het zou echt één grote happening worden. Oh ja, met een kanttekening: voor van Dam zou waarschijnlijk toch een andere zanger moeten worden gevonden, de goede man is al over de tachtig dus…Maar hoe dan ook, een groot feest zou het zijn. Met waarschijnlijk ook een moment van ingetogenheid waarbij aandacht zou worden gegeven aan het herdenken van de overledenen, ik heb ze pas nog genoemd: Coentje Moulijn, Cor Veldhoen, Theo Laseroms, trainer Ernst Happel en pas nog Eddy “ PG “ Pieters Graafland. Maar verder veel lachen, drinken, grappen maken, elkaar joviaal begroeten en op de schouders slaan en herinneringen ophalen aan, en warme gevoelens koesterend over, dat grandioze seizoen.

 

Dat alles kan nu dus niet. Net zoals ook de kans ontnomen is op een misschien wel prachtig seizoen met als eventuele prijzen de beker èn de landstitel na het allerlaatste fluitsignaal op speeldag 34 van seizoen 2019-’20. Een nieuwe huldiging in het stadion èn op, weer, een bomvolle Coolsingel. Het zou zo mooi zijn geweest. Maar helaas, het mag niet zo zijn.

 

Als deze crisis enigszins bezworen is het nog steeds een optie om ieder geval 50 jaar Europacup-winst te vieren. Maar de magie, het moment, van die bewuste, oh zo historische datum is dan uiteraard allang gepasseerd. Geste voor in de laatste zomermaand:  Maak er gewoon een dubbele viering van! Want in september 1970, de 9de om precies te zijn werd in de Kuip de winst van de Wereldbeker veilig gesteld door die prachtige lange schuiver van de toen 22-jarige Joop van Daele (u weet wel, van dat befaamde bril-moment). Twee vliegen in één klap! Een nog groter feest! Het is best een aardig idee vind ik. En hebt je ook nog steeds de kans op heel mooi weer. Een toch wel belangrijke bijkomstigheid dunkt mij. Alles is nog mogelijk wat dat betreft. Later dit jaar dus misschien?

 

Daarentegen kun je het huidige seizoen uiteraard niet meer over doen. Kan Feyenoord de prestaties een vervolg geven in 2020-’21? Dat Dick Advocaat heeft bijgetekend is op zich niet slecht. Gezien de stand van zaken ten tijde van het stopzetten van alle competities is het logisch dat het vertrouwen in Dick groot is. Maar hij is al wel over de zeventig. Kom ik weer terug bij mijn mening, hier in een eerdere column uitgesproken, dat  men er, wat mij betreft, voor het komend seizoen beter aan had gedaan om met een jonge trainer in zee te gaan. Dan had er weliswaar weer nieuwe gewenning en chemie moeten groeien tussen spelers en trainer maar had je ook aan een nieuw plan van opbouw kunnen werken.

De continuïteit die het aanblijven van Dick garandeert is wel positief maar wie zegt dat er opnieuw hetzelfde gepresteerd gaat worden? Men hoopt met Dickie echt dat er wordt meegestreden om de landstitel. Ik heb daar toch mijn twijfels over.

 

Er gaan ongetwijfeld spelers weg, dat is bijna zeker. En de nieuwe die je ervoor terug krijgt, daarvan weet je niet of ze over dezelfde of zelfs betere kwaliteiten beschikken. Want uiteindelijk moeten de mannen van Feyenoord 1 het op het veld laten zien. Een trainer kan invloed hebben. Maar uiteindelijk kan hij de wedstrijd niet voor ze winnen. Dat moeten de spelers toch zelf doen. Een contradictie, hoor ik u denken. Eerst beweer je dat er met een nieuwe, jongere trainer vers elan komt en vervolgens dat het uiteindelijk dus niet zoveel uitmaakt wie er voor die groep staat! Ja beste mensen, dat is volgens mij nou precies de spagaat waarin het voetbal zich vaak bevindt. Moet je juist kiezen voor iemand met (veel) ervaring om voor een spelersgroep te zetten? Of moet je iemand kiezen die jong van geest èn lichaam is en zijn selectie nieuwe ideeën kan bijbrengen? De veelgehoorde opmerking daarbij dat een trainer dus ook niet te veel in leeftijd met zijn selectie moet verschillen is ook een factor. Er zijn voorbeelden van. Trappatoni die als een gek tekeergaat tegen zijn Bayern München-selectie en hen luiheid verwijt. Een selectie die in gemiddelde leeftijd bestaat uit jonge mannen die zijn kleinzonen hadden kunnen zijn. Leo Beenhakker die, ettelijke jaren na zijn succes in 1999 (landstitel), kortstondig terugkeert als ad interim bij Feyenoord en op onvolprezen karakteristieke Don Leo-manier verzucht dat die ‘gassies’ vaak niet vooruit te branden zijn. Jonge mannen van in de twintig terwijl hijzelf toen al begin zestig was.

 

En aan de andere kant juist het voorbeeld van een 42-jarige Giovanni van Bronkhorst. Die in zijn eerste twee seizoenen als hoofdtrainer met een dwingende maar toch ook relaxte aanpak de ervaring van zijn spelers-loopbaan bij internationale top-clubs als Arsenal en FC Barcelona meebrengt en daarmee vrijwel onmiddellijk succes oogst. Wat heet, hij wint meteen twee prijzen. Eerst de beker en het seizoen daarna die zo langverwachte 15de landstitel. Allebei bij ‘zijn’ Feyenoord. Ik bedoel maar te zeggen, het kan echt lonen om met een jonge, het zij zelfs wat onervaren trainer in zee te gaan. Maar goed, we gaan voorlopig (het nieuwe seizoen in ieder geval) door met Dick ‘ De kleine Generaal ‘ Advocaat. En ook ik steun hem daarin. Vanaf de zijlijn, wel supporter maar zonder invloed, kan je natuurlijk ook niet veel anders.

 

Maar eerst en vooral hoop ik dat de oude giganten, grootheden van weleer, toch nog hun feestje dit jaar krijgen om hun moment, of eigenlijk momenten te kunnen gaan vieren. Even terug in de tijd, toen op 6 Mei en 9 september 1970 de twee grootste internationale prijzen in het Europese en mondiale clubvoetbal werden binnen gesleept. Ik hoop het van harte. Duimen maar. Alle goeds en groet van deze Feyenoorder in hart en nieren.

 

Tot de volgende week.


Peets (Eredi)Visie 28-04-2020:

Keje Molenaar had er nog over gedacht om een verweer op te stellen vanwege de algehele afgelasting van de betaald (en amateur) voetbal-competities. Zeer nadelig voor ‘zijn’ FC Volendam. Al was het maar om enige financiële compensatie te krijgen. Maar al gauw kwam hij bij zinnen en besefte hij dat dit natuurlijk geen zin had. Niemand kan iets aan deze situatie doen. Er is gewoon te veel risico om de competities door te laten gaan. Verstandige beslissing dus van de voormalig voetballer van bijvoorbeeld Ajax en sinds jaar en dag meester in de rechten. In welke hoedanigheid hij ook verschillende keren al voor de rechter heeft gestaan betreffende voetbalzaken. Bekendste geval in deze is de periode van de, min of meer mislukte, ‘fluwelen revolutie’ van Johan Cruijff bij Ajax in 2011. Hij verdedigde toen de belangengroep onder aanvoering van JC, met daarin namen als  Dennis Bergkamp, Wim Jonk, Bryan Roy en een aantal anderen. Ja, heb ik toch weer ZIJN naam genoemd. Oké, dit was echt de allerlaatste keer. Op mijn woord van eer.

 

Hoe dan ook, over deze periode en heel veel andere fases in het leven van Molenaar is een alleraardigst schrijven verschenen, vervaardigd door senior-journalist van VI, Bert Nederlof (één van de ‘leermeesters’ van Johan Derksen). Getiteld ‘Meesterlijk’, de titel natuurlijk gekozen vanwege Molenaar’s beroep. Ook deze keer ga ik dus, u begrijpt ’t al, nog wat boekwerken over voetbal onder de aandacht brengen. En wat zijn er eigenlijk, als je ze eens bij elkaar op telt ontzettend veel over dit onderwerp geschreven en uitgebracht!

 

Één van de markantste persoonlijkheden in het voetbal van de afgelopen vijftig, zestig jaar, vind ik, is Frans Derks. De scheidsrechter met de opvallend korte broekjes was in zijn hoogtijdagen misschien wel net zo veel bezig met zijn voorkomen, het uiterlijk, als met arbiter-zaken. Niettemin leed zijn deskundigheid en oordeel over situaties op het veld er nimmer onder. Hij werd dan ook hoog aangeslagen door zowel voetballers als trainers. Toen hij te oud werd voor het prof-voetbal werd hij een korte tijd prompt voorzitter van Dordrecht ’90, het huidige FC Dordrecht. De flamboyante Limburger doet zijn levensverhaal op zijn eigen nietsontziende maar ook pakkende, verhalende manier vol anekdotes uit de doeken in het boek met de korte simpele titel ‘Frans’, geschreven door André Hogeboom. Als je eens een voetbalboek wil lezen over en met nu eens niet een zichzelf censurerende speler of trainer, maar over iemand die werkelijk geen blad

voor de mond neemt, dan is dit echt een aanrader. Hij, Derks dus, spaart niemand, maar vooral ook zichzelf niet.

 

Even zo kleurrijk al hoewel toch uiteindelijk met veel minder grandeur omgeven, al deert hem dat zelf allerminst, is het leven en carrière van oud-Ajacied Andy van der Meyde. In zijn ‘autobiografie’ gaat het vooral over het oneindig feesten en beesten, hoeren en snoeren in een zelf gecreëerd vacuüm van luxe, weelde en financiële rijkdom, gepaard met vrouwen, gokken en sloten sterke drank. En hiermee is de synopsis gegeven voor een uiterst vermakelijk opgeschreven leven waaruit één conclusie kan worden getrokken: de potentie om echt een grote te worden in het internationale voetbal is nooit, ondanks genoeg talent, tot volle wasdom gekomen. Het boek is alleen voor de saus van humor en soms ook melancholie waar het boek in is gedrenkt, het lezen absoluut waard. En dat alles opgeschreven door oud-VI journalist (tegenwoordig perschef van PSV) Thijs Slegers. Ik gebruik hier het woord ‘opgeschreven’, want wie van der Meyde wel eens heeft horen praten ontdekt in dit boek gewoon zijn ’stem’, zogezegd. Het lijkt wel of Slegers slechts letterlijk notuleert wat van der Meyde zegt, zonder eigen inbreng. Is dat erg? Geenszins. Het geheel leest heerlijk weg. Ik zeg, pak het boek in de hand, ga in je favoriete fauteuil zitten en je hebt het boek in een vloek en een zucht helemaal uit. De titel luidt ‘Geen Genade’.

 

Verlangend naar publicaties met iets meer inhoudelijke substantie? Dan zijn de boekwerken van twee schrijvers van, opnieuw, VI zeer de moeite waard. Onderzoek-journalisten Tom Knipping en Iwan van Duren hebben een aantal interessante titels op hun naam staan waarin zij op diepgravende en onthullende wijze verslag doen van het, soms schimmige en niet-legale, reilen en zeilen binnen de voetbalwereld. Ik noem er twee: Voetbalmaffia (subtitel: “ we schieten je kapot! “) en Weekendmiljonairs. Allebei zeer de moeite waard als je liefhebber bent van voetbal en alles wat daar bij hoort èn het betere journalistieke werk. Echte aanraders wat mij betreft.

 

VI, het door mij al genoemde populaire voetbal-weekblad, is blijkbaar een springplank voor veel journalisten dan wel verslaggevers, die zich later ontwikkelen tot boekenschrijvers, want ook de volgende boeken zijn geschreven door een voormalig werknemer van het tijdschrift wiens hoofd-redactie is gezeteld in Gouda. Yoeri van Busken schreef twee fijne boeken over respectievelijk Jan Jongbloed, actief in de WK-finales van 1974 en ’78, getiteld ‘Aparteling’, en ‘De Beer van De Meer’ over Piet Schrijvers, in het verleden doelman bij o.a FC Twente en Ajax (waar hij dus die bijnaam ‘de beer van De Meer ‘, verwierf). Twee boeken over keepers dus en allebei verhalen vol tragiek. Zo verloor Jongbloed zijn zoon door dat deze dodelijk werd getroffen door een bliksem-inslag en Piet Schrijvers lijdt al enige tijd aan Alzheimer. Niet echt vrolijke kost dus, maar misschien toch de moeite waard om ter hand te nemen.

Van Busken moet in dit verband nogmaals genoemd worden want ook aan het, door mij als eerst behandelde, boek over Keje Molenaar werkte hij mee. Het boek, getiteld ‘Meesterlijk’ dus, werd door hem afgemaakt na het overlijden van Bert Nederlof. Van deze taak was van den Busken zich overigens al bewust, want de ongeneeslijk zieke Nederlof had hem gevraagd om deze klus te klaren mocht Nederlof voortijdig komen te overlijden. Aldus, helaas, geschiedde. Van den Busken heeft in verschillende interviews, ter promotie van het boek over Molenaar, aangegeven hoe een eer hij het vond om hiervoor door de grote Nederlof gevraagd te woorden. En het moet gezegd worden, van den Busken heeft zich uitstekend van zijn taak gekweten. Je merkt nauwelijks waar Nederlof’s schrijven ophoudt en dat van Yoeri van den Busken begint. Het loopt allemaal naadloos in elkaar over. Een pluim voor deze prestatie.

 

Johan Derksen (daar is tie weer) heeft zich, in tegenstelling tot veel van zijn collega’s en, later in zijn hoedanigheid als hoofdredacteur en algehele roerganger bij VI, en werknemers, nooit geprofileerd als boekenschrijver. Wel heeft hij zich druk bezig gehouden met de totstandkoming van de ’stoeptegels’ (oftewel heel erg dikke en grote koffietafel-boeken) over Coen Moulijn, Willem van Hanegem en jaja, nog één keer dan, Johan Cruijff. Ook in de hoedanigheid van mede-redacteur. En dat zijn ware kunstwerken geworden. De drie iconen meer dan waardig. Daarnaast zijn ook enkele bundels verschenen van zijn columns. Bijvoorbeeld het alleraardigste werkje Culthelden en Engnekken, welke hij vervaardigde samen met Jan D. Swart, de al eerder in deze columns door mij gememoreerde journalist-veteraan van o.a de Haagse Post. Erg vermakelijk om de ongezouten, soms zelfs zeer vileine mening van de heren over allerlei bekende Nederlanders te lezen. Ik heb af en toe werkelijk gebulderd van het lachen en een andere keer geestdriftig instemmend geknikt. Kortom, echt een plezier om te lezen en een must voor liefhebbers van Swart’s en Derken’s schrijfstijl. Het volgende lezen wat ik nog wil noemen is het boekje ‘Mandekker’. Hierin zijn heel veel van Derksen’s columns terug te vinden die hij, traditioneel op de laatste bladzijde te vinden, voor Voetbal International schreef. Toen ik vroeger trouw bijna elke week het blad kocht (vind het blad inmiddels veel minder, ik koop het nog maar sporadisch) las ik die met veel plezier. Leuk om die, zoveel jaren later en nu achter elkaar, nog eens te lezen. Ik raad het u zeker aan.

 

Hiermee, is voorlopig althans, mijn lijst met aanbevolen boeken afgerond. Waar ik het volgende week over ga hebben? Ik heb nog geen flauw idee, maar ongetwijfeld zal het over iets gaan wat over voetbal handelt (al sinds jaar en dag het vaste recept voor deze column). Hoe dan ook, er valt zelfs in deze, helaas, voetbal-loze periode genoeg te schrijven over volkssport nummer één in de wereld, ook wel de ‘belangrijkste bijzaak in het leven genoemd’ (citaat). Dus…

 

Tot de volgende week!

 


Peets (Eredi)Visie 21-04-2020:

Afgelopen week kreeg ik, nadat mijn column verscheen bij de reactie, te horen dat het wel erg veel over Johan Cruijff ging. Maar dat is niet verwonderlijk. Over 's lands beste voetballer aller tijden zijn nu eenmaal, verhoudingsgewijs, de meeste boeken verschenen. 

En dus zou het van mijn kant vreemd zijn als ik daar niet over schrijf. “Ja, want “, was de volgende opmerking van die zelfde persoon,“ je column gaat toch ook, en met name, over de regionale BVO’s ?”

 

Ja, dat is inderdaad het geval, maar als je het hebt over voetbal-lectuur dan zou het toch gek zijn als je je alleen maar beperkt tot Sparta, Feyenoord, Excelsior en FC Dordrecht. Toch? Niets ten nadele van de boekwerken over deze clubs en hun spelers, trainers, bestuurders enz. maar dan ben je in deze tijd waarin je toch de meeste tijd doorbrengt in je privé-omgeving redelijk gauw klaar.

 

Ik bedoel, ik heb toch al veel boeken in die richting genoemd en behandeld. Daarom wil ik toch nog een aantal titels noemen met betrekking tot ‘ El Salvador ‘, zoals Cruijff vanaf de jaren ’70 in Spanje, en vooral Catalonië, genoemd werd. Toch? Nee, fout dus. Dat feit is een volkomen eigen leven gaan leiden. En volledig verdraaid. Dus daarom even kort de juiste achtergrond betreffende deze bijnaam. Het was vooral de Nederlandse pers die hem die bijnaam toedichtte. Natuurlijk vanwege het feit dat hij FC Barcelona en hun fans verloste van het juk van de jarenlange dominantie van Real Madrid (en de politieke lading die daarmee samen viel). Door de eerste ‘clash’, sinds zijn komst, met de club uit de hoofdstad die uitmondde in een 5-0 (!) overwinning in, notabene, het Santiago  Bernabeu-stadion van de club van legendes als Alfredo Di Stefano, Francisco ‘Paco’ Gento en Ferenc Puskas, werd voor velen de definitieve ommekeer gestalte gegeven. Maar om hem daarvoor een naam te geven die toch een bijbelse connotatie had was iets wat zelfs de doorgaans vaak dweperige, lyrische Spanjaarden te ver ging. Daarvoor is het land toch echt iets tè katholiek. Had Johan Cruijff (dezelfde initialen als…jawel. Ook daarom vond men het in Nederland een mooie, poëtisch klinkende bijnaam natuurlijk) dan geen bijnaam in Catalonië en Spanje? Jawel, maar die was veel minder hoogdravend en eigenlijk ook meer liefkozend: El Flaco, oftewel De magere. Ook wel logisch natuurlijk. U begrijpt wel waarom, neem ik aan.

 

Om dan maar gelijk de lijn door te trekken van Cruijff en (FC) Barcelona: journalist Edwin Winkels heeft een aantal jaren geleden een heel aardig boek geschreven over Cruijff’s tijd in de stad en bij de club als trainer.

De geboren Utrechtenaar is van huis uit geen schrijver over sport en dus voetbal maar woont en werkt al jarenlang in de hoofdstad van Catalonië. En in die hoedanigheid kruiste hij op een gegeven moment eind jaren ’80 toch het pad van de vedette en heeft hem behoorlijk goed leren kennen. Het boek beschrijft vooral zijn relatie met Cruijff en verhaalt ook mooi over het karakter van de vele Barca-fans en het leven in de stad. En doet dat, vind ik, op pakkende wijze. En alhoewel niet in de stad aanwezig ten tijde van JC’s eerste periode bij de club met dat gigantische Camp Nou-stadion (ik heb er ooit een keer een kort bezoek aan mogen brengen) beschrijft hij voor de volledigheid ook in het kort die periode. Ben je Cruijff-adept, dan is het zeker de moeite waard.

 

Is Winkels’ boek objectief? Ja en nee. Ja, in die zin dat bepaalde karaktereigenschappen van de Amsterdammer die hij, Winkels dus, als minder positief beschouwt ook gewoon worden beschreven. Nee, omdat de totale indruk die je als lezer krijgt er toch één is van bewondering voor zijn hoofdpersoon. Is dat erg? Nee, omdat het geheel zeer plezierig leest en het een gezonde afstand bewaart tot het hoofdonderwerp. Het wordt nooit te klef. Iets wat minder het geval is bij de boeken van Bert Hiddema. Deze schrijver heeft zelfs in 2017 (het jaar dat Cruijf 70 had geworden), ’18 en ’19 een heuse trilogie gepubliceerd over Cruijff. Getiteld De jonge jaren, De magere jaren en het laatste deel, De gouden jaren. Chronologisch worden hierin in drie perioden Cruijff’s carrière uitvoerig beschreven. De stijl is dweperig tot één van totale bewieroking. Hiddema heeft ook binnen die stijl een vorm gekozen die vooral Amsterdammers en echte Cruijf-insiders zal aanspreken. Niettemin, ik als Feyenoorder vond de boeken ook zeker de moeite waard. Vooral voor het gevoel van detail wat de schrijver aan de dag legt. En de bijna verhalende, en dus niet journalistieke beschouwende, manier van vertellen is iets wat mij wel aanspreekt. Alsof het een roman betreft.

 

Een boek over de legendarische ’nr. 14’  die vooral zijn periode beschrijft na zijn carrière in het voetbal is ‘ Cruijff en Johan ‘ van Ferenc van der Vlies met als co-auteur Cees Butter. Het boek heeft als uitgangspunt om de persoonlijke mens (Johan) achter het voetbal-icoon (Cruijff) te laten zien. Van der Vlies heeft hierbij als extra troef in handen dat hij min of meer eigenhandig verantwoordelijk was voor het opnieuw in de markt zetten van het merk Cruyff Sports (met een Y dus!) en de lijn aan producten die hierbij werden verkocht. In die hoedanigheid heeft hij de ex-speler van Ajax, Oranje, FC Barcelona en bijvoorbeeld ook Feyenoord, behoorlijk goed leren kennen. Over de Feyenoord-periode van ‘ El Flaco straks meer. Hoewel van der Vlies’ nauwe contact met zijn hoofdpersoon ook makkelijk had kunnen ontaarden in weer een hagiografisch lezen is dat niet het geval. In alle eerlijkheid beschrijft hij ook zijn bij tijd en wijle moeilijke omgang met Cruijff. Het is een prettig leesbaar geheel en, zoals Hugo Borst in een lovende recensie al schreef, dichter bij Cruijff ben je nooit gekomen. Echt een andere, frisse benadering dan die in veel andere JC-biografieën.

 

Het volgende boek waar ik het over wil hebben, en ja, dat is er ook weer een over Cruijff, heet “ Het laatste seizoen “ met als subtitel  “ Het andere gezicht van Johan Cruijff “. Het boek van Arthur van den Boogaard handelt over Cruijff’s laatste seizoen als actief voetballer.

En dat was, de cover maakt het voor onwetenden meteen duidelijk, dus bij Feyenoord. Hoe de voetbal-virtuoos min of meer werd afgedankt door Ajax-voorzitter Ton Harmsen (de blunder van zijn leven, wat mij betreft), ondanks twee landstitels sinds zijn terugkeer in De Meer in 1981 en in het jaar dat hij 36 (!) werd een contract voor één jaar tekende in De Kuip. Hoewel de titel doet vermoeden dat het uitsluitend die periode behandelt heeft de schrijver ervoor gekozen om die hoofdstukken om en om af te wisselen met die over het begin van zijn carrière en dan chronologisch door te gaan tot aan het moment dat hij voor Feyenoord tekent. Al met al best een aparte vorm om zo een verhaal te vertellen. Het beviel mij wel. Het voorkomt een bepaalde langdradigheid. Zeer afwisselend dus. Hoewel dit boek ook in superlatieven uitblinkt, durft de schrijver ook Cruijff’s onzekerheden, die hij wel degelijk ook had en ook best nog in behoorlijke mate, uitvoerig te beschrijven. Het maakt de mens achter de voetballer alleen maar sympathieker. In dat opzicht verdient Arthur van den Boogaard een pluim. Een duidelijk minder aspect aan de vorm die van den Boogaard hanteert, is dat hij sommige opgevoerde personages op een haast, voor hedendaagse normen, kinderlijke dan wel ouderwetse manier benoemt. Als hij het bijvoorbeeld in het begin van het boek heeft over Rinus Michels noemt hij hem steevast ‘Meneer Michels’. In het begin is dat nog begrijpelijk, als hij daarbij Cruijff als 17-jarige nog onervaren jongen opvoert en deze op die manier tegen de Ajax-trainer zou kunnen hebben aangekeken. Als we zo’n zeven, acht jaar verder zijn in het verhaal en Cruijf al is uitgegroeid tot een behoorlijk ervaren, zeer belangrijke en vooral mondige voetballer in het Ajax van die jaren doet het uiterst vreemd aan dat hij, de schrijver, het in het geval van Michels nog steeds heeft over ‘meneer’ Michels. Deze soms wat kneuterige vorm kom je verder in het boek ook regelmatig tegen. Als het bijvoorbeeld over Willem van Hanegem gaat, heeft hij het steevast over ‘die kromme’ en in ieder geval niet over De Kromme zoals van Hanegem’s bijnaam eigenlijk luidde. Alsof de schrijver constant over Cruijff schrijft in de eerste persoon. Dat is op zich niet erg als van den Boogaard daar consequent in was geweest. Iets wat hij dus niet doet. En dat irriteert soms. Maar al met al lees je het boek in één ruk uit. Het is wel zeer meeslepend en vlot geschreven. Geen al te lange uiteenzettingen. Toch een aanrader dus wat mij betreft.

 

Het laatste boek, en ook echt het allerlaatste boek over Cruijf, wat ik hier wil noemen heeft de korte, simpele titel “ Johan Cruijff, De Biografie “. De titel is behoorlijk hoogdravend. Het doet vermoeden dat de schrijver, Auke Kok, hiermee wil aangeven dat het alle andere Cruijff-boeken in één klap overbodig maakt. Dat zijn boek het definitieve standaardwerk is. En dat lijkt toch enigszins overdreven. Want met zijn drie delen over de Betondorper zou je zeggen dat, als er al over een definitief werk moet worden gesproken, die eer toch eerder uitgaat naar Bert Hiddema’s trilogie. Maar als je het maar bij één boek wil houden dan is het boek van Kok een must. En het is ook nog eens lekker dik. Als je daarvan houdt, dan zou ik zeggen, ga het lezen.

 

Het boek heeft trouwens ook al voor de nodige commotie gezorgd. Vooral de passages over Cruijff als rokkenjager, tegengesteld aan zijn imago als brave, hondstrouwe echtgenoot, zette vooral bij Cruijf-devoten als bijvoorbeeld Frits Barend kwaad bloed. Deze heeft JC eigenlijk al tijdens zijn leven zowat heilig verklaard. Het komt in ieder geval vaak over alsof de overleden voetbal-grootheid geen kwaad kon doen en geen enkele minder positieve eigenschap bezat in de ogen van de ervaren journalist. Voor een wat jonger publiek misschien nog wel bekend van zijn t.v-programma’s met collega en vriend Henk van Dorp. Anderen, overigens ook Cruijff zeer goed gezinden als Johan Derksen en Jaap de Groot (notabene ghostwriter van JC’s autobiografie en van diens columns voor De Telegraaf) waren een stuk milder. Niets menselijks was hun vriend vreemd, zo redeneerden zij. De korte passage (eigenlijk niet meer als een paar zinnen) over Cruijff’s honorarium van één miljoen euro voor gedane diensten van de Cruijff Foundation (door hemzelf geïnitieerd) deed veel meer stof opwaaien. Volstrekte leugens, beweerden woordvoeders van de Foundation. Hij kreeg een, symbolisch bedoeld, bedrag voor bijvoorbeeld reiskosten (wat hij als miljonair natuurlijk allemaal makkelijk zelf kon bekostigen, vandaar ook de duiding dat het om een symbolisch gebaar ging), en dat kwam zelfs ook maar niet in de buurt van het door Kok genoemde bedrag. Het was bedoeld als een gebaar van dankbaarheid, zo legde de Foundation uit. Hoewel Kok er prat op ging deze informatie te hebben verkregen en gestaafd van en bij een aantal, volgens hemzelf betrouwbare bronnen, moest de gewraakte passage toch worden verwijderd uit latere persingen van het boek. En bij de eerste werd dan ook een speciaal inlegvel gevoegd met de ontkennende verklaring over dit, volgens de Foundation, onjuiste feit (het zou trouwens ook tot onnodige imago-beschadiging van Cruijff leiden, aldus opnieuw de Foundation). En omdat Kok logischerwijs zijn bronnen wilde beschermen en dus niet met namen kwam, ging hij hiermee, hetzij onder protest, akkoord. Geen goede publiciteit voor het boek is de algemene gedachte, maar het kan ook juist stimulerend werken. Dat is vaker het geval geweest. Al met al vind ik het nog steeds een boek wat het lezen waard is. Zelf heb ik  overigens een nog ongecensureerde versie, dus met die gewraakte Foundation-honorarium-passage. Wel zo bijzonder.

 

Na deze column vol Cruijff-biografieën, beloof ik plechtig volgende week zijn naam niet meer te noemen en boeken van en over andere voetbal-beroemdheden te gaan behandelen. Op mijn erewoord! 

 

Tot de volgende week! 

Peets (Eredi)Visie 13-04-2020:

Ook zo genoten van de EC-finales op Ziggo Sport afgelopen week? Persoonlijk heb ik mij vermaakt met die van Feyenoord (tegen Celtic uiteraard, van 6 Mei 1970), maar na die eerste 20 minuten Ajax-Panathinaikos (uit 1971, in het oude prachtige Wembley-stadion) de dag erna had ik toch zoiets van: hoe lang gaat dit nog duren? De eerste schitterende goal van Dick van Dijk, op aangeven van Piet Keijzer na die geweldige ‘ schaar ’ op links, was toen gelukkig al gevallen. De tweede, het afstand- schot van Arie Haan....die heb ik al niet meer gezien.

 

Ondanks het vaak, volledig terechte, bewierookte spel van de Ajacieden uit die jaren kon ik mij er niet meer toe zetten om de wedstrijd uit te zitten. En ik had mij nog zo voorgenomen dat wel te doen! De tweede finale van Ajax, die tegen Inter Milaan in de Kuip uit 1972, had ik overigens al wel ettelijke jaren eerder helemaal uitgekeken. Dus die hoefde ik sowieso niet een tweede keer te bekijken. Ik wil maar zeggen, blijkbaar moet je toch wel club-supporter zijn om ook voor die stokoude wedstrijden echt te gaan zitten. En indachtig die houding had ik de finale van 1969, Ajax tegen Milaan, ook al na een paar minuten aan mij voorbij laten gaan. Het verlies, met 4-1, was mij al bekend uiteraard. Daarbij kwam nog de niet al te beste beeld- en geluidskwaliteit. Iets wat trouwens bij al deze bewaard gebleven registraties (geleend van o.a het Italiaanse RAI UNO!) het euvel was. Toch iets wat dan ook niet het kijkplezier bevordert.

 

Kortom, ik liet ook die van Ajax uit 1973 tegen Juventus in Sofia, Bulgarije, PSV tegen Benfica uit 1988 in Stuttgart en die van Ajax tegen AC Milan uit 1995 in Wenen (in het Ernst Happel-stadion!) aan mij voorbij gaan. Die laatste had ik, zoals ook door mij vorige week genoemd, toen al live gezien dus...

 

Afijn, het blijft allemaal behelpen in deze alsmaar voortdurende voetbal-loze periode. Moge het echt allemaal maar niet te lang meer gaan duren. En ik heb daar ook zo mijn eigen gedachten over maar oké, daar zal ik u voor dit moment niet mee vermoeien.

 

Toch vind ik het dan wel weer leuk om docu’s over voetbal te kijken. Mits met liefde en toewijding gemaakt. Oh ja, over (voetbal)boeken gaan we het zeker ook vandaag nog hebben. Nou ja, laat ik dat nu gelijk combineren!

 

In de periode dat Ajax de wereld verbaasde, verwonderde en verblijdde met hun vaak spectaculaire spel kwamen er twee mooie portretten over JC. Johan Cruijff dus. Eerst is daar de, misschien nog wel meest bekende, biografie door Nico Scheepmaker “Cruijff, Hendrik Johannes, Fenomeen“ uit 1972.

 

Hoewel, gemeten naar de huidige tijd, natuurlijk allang niet meer volledig, is het boek voor fans nog steeds een must. Maar dan wel voor de meest devote, kritiekloze onder hen, want het boek leest als een hagiografie. En daar moet je van houden. Ik verkies een andere benadering, maar ieder zijn meug. Ja toch? Een jaar later kwam de film “ Nr.14 “ uit. Deze film, geregisseerd door Trouw-Journalist Maarten de Vos, kwam uit in 1973 en behandelt het meest succesvolle jaar uit de Ajax-geschiedenis, 1972. En dit voornamelijk aan de hand van een portret van hun beroemdste en beste speler, Johan Cruijff dus. Ook dit is duidelijk een ego-document, maar op de één of andere manier kan ik hier toch met plezier naar kijken.

 

Voornamelijk uiteraard vanwege de beelden, vaak in slow-motion, van de onnavolgbare oogstrelende acties van de in Betondorp (Amsterdam) geboren voetbal-tovenaar. Daar kun je, zelfs als fanatiek Feyenoorder die ik ben, toch ontzettend van genieten. De privé-beelden van Cruijff met zijn gezin, met begeleidend commentaar van hemzelf, boeien mij dan weer minder, maar over het algemeen is deze film nog steeds zeer de moeite van het kijken waard. En het feit dat deze film ook nog gemaakt werd in het jaar dat Ajax alles won wat er te winnen viel, ook daarom is het voor de fans een mooi tijdsbeeld. In het kalender jaar 1972 behaalde Ajax het landskampioenschap en won het de KNVB-beker, Europacup 1, eerste editie van de (Europese) Supercup en de Wereldbeker. Een prestatie van formaat die door geen enkele Nederlandse club is geëvenaard (al kwam PSV in 1988 dichtbij maar het bleef bij de ‘treble’, oftewel EC 1, KNVB-beker en landstitel).

 

Mooie documentaires die ik ook de moeite waard vind en van harte aanbeveel zijn, om er een paar te noemen:

 

-En un Momento Dado van Ramon Gieling uit 2004, over Cruijff’s jaren in Barcelona. De eerste periode, als speler in de jaren 1973 tot en met 1978 en dan zijn trainers-jaren aldaar, van 1988 tot en met 1996. Het laat ook, en vooral, zien wat hij daarbij losmaakte bij de Barca-supporters. Enig minpuntje: Het interview met en de beelden van Cruijff met bal op een grasveldje ten tijde van het maken van de film. Dat had van mij niet gehoeven. Het haalt de zo mooi getoonde mystiek van de devotie bij zijn fans voor Cruijff, die hem haast als een mythisch figuur beschouwen, een beetje weg. Maar het is begrijpelijk dat Gieling de kans om Cruijff te interviewen niet wilde missen. Verder zeker waard om eens te gaan zien.

 

-Once in a lifetime, van Paul Crowder en John Dower uit 2006, over de club New York Cosmos. De opkomst en ondergang van deze beroemdste club uit de eerste periode van het betaalde voetbal in de VS. Een fascinerend portret van de club in de tijd van eind jaren zeventig, begin jaren tachtig en de beroemde spelers die het in verschillende jaren onder contract had. Zoals Péle, Beckenbauer en ja, ook Johan Cruijff. Goed geregisseerd, vol met prachtige beelden van de sterren op en buiten het veld en met een duidelijk te volgen narratief.

 

-Take the Ball, Pass the Ball, van Duncan McMath uit 2018. Deze rolprent behandelt de recente, zeer succesvolle, periode van FC Barcelona in het Spaanse èn Europese voetbal. Met terugblikken naar de (daar is tie eens te meer) Cruijff-periode en hoeveel zijn voetbal-filosofie van blijvende invloed is gebleken. Mooie film met veel bekende koppen (met succes-trainer Jossep ‘Pep’ Guardiola voorop).

 

-Diego Maradona-Rebel, hero, hustler, god, van Asif Kapadia (ook bekend van zijn docu’s over Ayrton Senna en Amy Winehouse). De titel maakt het meteen al duidelijk: dit is een portret van één van ’s werelds beste voetballers aller tijden in al z’n facetten. Van jonge veelbelovende junior-speler uit de sloppenwijken van Buenos Aires naar de gevierde ster in met name Italië en als international. In welke hoedanigheid hij met het Argentijnse elftal de wereldtitel veroverde in 1986 in Mexico en voor altijd een held werd voor vele Argentijnen. Maar het toont ook de keerzijde van de enorme roem en hoe de, qua karakter, zwakke mens zich in de wereld van roem, geld, luxe en adoratie maar nauwelijks staande weet te houden. En hoewel vooral een film waarin zijn glorieuze momenten als speler worden getoond (met alle excessen als gevolg), ook worden deze duidelijk mindere perioden uit Maradonna’s leven niet geschuwd. De film werd bij uitkomen een mate van oppervlakkigheid verweten, ik vind dit best wel meevallen. Het toont de valkuilen waar je na bovenmatig succes en roem in kunt trappen maar schetst ook ongebreideld plezier in het spelletje. En daar is over nagedacht. Als de regisseur een diepgravend psychologische en sociaal-maatschappelijk portret had willen maken van de persoon Maradonna was de film er heel anders uit gaan zien. Dan had hij misschien wel de intellectuelen onder de voetbal-adepten bekoord maar waarschijnlijk ook meteen de oprechte, ongecompliceerde voetbal-fan de bioscoopzaal uit gejaagd. Of er niet eens ingekregen. Kortom, ik vind ’t een fijne film en raad het iedere bewonderaar van mooi voetbalspel en een vleugje dramatiek zeker aan.  

 

Als laatste dan nog een speelfilm. Of ik het nou echt een aanrader vind weet ik niet, maar voor anderhalf tot twee uur tijdverdrijf is het best te doen. Ik heb het dan over Escape To Victory uit 1981. Toen ook de voetbal-competitie in de VS nog een behoorlijke populariteit genoot. De film heeft inmiddels een soort cult-status verkregen. Het verhaalt over een groep krijgsgevangenen in de 2e Wereldoorlog die het op zich nemen een voetbalwedstrijd te spelen tegen de Duitse kampbewaarders. Dit dient tegelijkertijd als dekmantel voor een ontsnappingspoging. Hoewel absoluut geen hoogtepunt in de geschiedenis van de cinema is het toch een uiterst vermakelijke film om tenminste één keer in je leven te zien.

 

Wat trouwens opvalt is het aantal grote namen die aan deze film meewerkten. Aan de kant van de meespelende (!) voetballers, maar ook wat betreft de regisseur en acteurs. Op de ‘director’s chair’ zat niemand minder dan John Huston die al tal van klassiekers achter zijn naam had staan (The Maltese Falcon, The Big Sleep, The African Queen) en qua acteurs deden mensen mee als Max von Sydow, Michael Caine en Sylvester Stallone. Onder de voetballers komen we namen tegen als Bobby Moore (wereldkampioen met Engeland in 1966), Osvaldo Ardilles (wereldkampioen met Argentinië in 1978), Belgisch international Paul van Himst, oud-ajacied Co Prins en de beroemdste van allemaal, ster-speler en driemaal wereldkampioen met Brazilië, Pelé. Alleen het kijken naar al die oude voetbalhelden en acteer-giganten maakt deze rolprent het aanzien waard.

 

En de verdere (voetbal)boeken dan? hoor ik u denken. Daar is helaas geen ruimte meer voor. Ik heb de limiet van het aantal te schrijven woorden en regels reeds overschreden. Volgende keer zal ik weer aandacht besteden aan een aantal mooie titels op dat gebied.

 

Beloofd.

 

Tot de volgende week.

 


Peets (Eredi)Visie 06-04-2020:

Om meteen maar met de deur in huis te vallen: we moeten het nog steeds zonder actieve sport, dus ook voetbal, stellen.

Dat is vooral heel erg jammer maar het is voor ons eigen bestwil. Maar je kunt wel nog altijd op verschillende manieren naar het spelletje kijken. En laat Ziggo Sport daar nu net ook iets mee doen.

 

Deze week (vanaf gisteren) zendt het kanaal ALLE, door Nederlandse clubs gespeelde Europacup 1-finales uit. Oude meuk misschien, maar voor de supporters die te jong zijn om het (bewust) te hebben meegemaakt of überhaupt nog niet waren geboren misschien toch wel erg leuk.

 

Dat betekent dus dat ook de verloren finales in het pakket zitten. Dat zijn er gelukkig slechts twee. En daar zit Feyenoord niet bij. Over dat gewonnen toernooi is dit jaar ook een mooi boekwerk uitgebracht.

Maar over (voetbal) boeken later eventueel weer meer. Die finale tegen het Schotse Celtic uit Glasgow (net als aartsrivaal Rangers) is dinsdag (vandaag als dit op 7 april gelezen wordt) aan de beurt. Ik heb, zoals waarschijnlijk velen met mij die vlak voor, in of na 1970 zijn geboren, alleen delen van die wedstrijd gezien naderhand. Een erg beste wedstrijd was het volgens mij niet. Maar wanneer zijn finales dat wel? Spannend ja, zeker voor de supporters van de desbetreffende clubs. Maar voor de neutrale toeschouwers is het meestal een hele kluif om zo’n wedstrijd uit te zitten.

 

En, zoals ik hierboven aangaf, heeft Feyenoord dan wel geen EC 1-finales verloren, maar het is er dan ook helaas bij slechts één gebleven. En dat is gewoon jammer. Na de wedstrijd sprak Jaap van Praag, de legendarische Ajax-voorzitter, de gedachte uit dat Feyenoord de komende tien jaar het Europese voetbal zou domineren. Hoe anders is dat uiteindelijk verlopen. Nadat eerst, na een zinderende tweestrijd tegen het Argentijnse Estudiantes da la Plate, de Wereldbeker werd binnengesleept ging Feyenoord vervolgens, in de EC 1, roemloos ten onder tegen het Roemeense UT Arad. In de eerste ronde al. Een enorme blamage. Dat van Praag eerder die gedachte uitsprak had waarschijnlijk ook te maken met hoe hij zijn Ajax had zien spelen in 1969 in de finale tegen AC Milan en later in 1970, Feyenoord dus, tegen de Europa-Cupwinnaar van 1967. Celtic speelde toen eveneens tegen een club uit Milaan, AC’s aartsrivaal Inter. Van Praag vond Feyenoord toen een stuk volwassener spelen dan zijn Ajax in ’69 tegen Milan. Een mening die Ajax-trainer Rinus Michels op dat moment ook was toegedaan. Maar de oud-speler van de Amsterdammers zag toen al wel de enorme potentie van zijn selectie. En die visie was zeker niet misplaatst. Want niet Feyenoord maar Ajax zou, in ieder geval drie seizoenen lang, het Europese speelveld domineren. Te beginnen in het seizoen na de Cup-winst van Feyenoord, 1970-’71. Met de uiteindelijke finale tegen Panathinaikos in het (oude) Wembley-stadion. Met fraaie doelpunten van de helaas veel te vroeg overleden Dick van Dijk (geboren en getogen in Gouda, hij werd maar 51) en de Groninger Arie Haan (uit Finsterwolde). Waarmee ook gelijk maar weer de gedachte wordt gelogenstraft dat het Ajax van die jaren alleen maar uit Amsterdammers bestond. In mijn herinnering komt bijvoorbeeld ook meteen Velibor Vasovic naar boven. En niet te vergeten Volendammer Gerrie Mühren.

 

Feyenoord’s finale werd overigens ook beslecht door twee ‘buitenstaanders’. Hoewel er genoeg Rotterdammers in de selectie zaten, zoals bijvoorbeeld Joop van Daele, Wim Jansen, Coen Moulijn, Jan Boskamp, Eddy Treitel en Cor Veldhoen, waren het Amsterdammer(!) Rinus Israël en de Zweed Ove Kindvall die respectievelijk de 1-1 (Jimmy Gemmel scoorde de 1-0 voor Celtic) en de 2-1 maakten. ‘IJzeren Rinus’ was zelfs aanvoerder van dat oh zo succesvolle team. Kindvall zou in de eerste wedstrijd om de Wereldbeker, na de 2-0 van Estudiantes, ook nog de gelijkmaker scoren in Buenos Aires. ’De Kromme’, Willem van Hanegem dus, scoorde vervolgens de 2-1. Opnieuw een niet-Rotterdammer die in een finale scoorde. Van Hanegem is geboren in het Zeelandse Breskens en opgegroeid in Utrecht. Thuis scoorde dan eindelijk een Rotterdammer. De toen 22-jarige van Daele scoorde in de Kuip de verlossende 1-0 en daarmee ook het enige doelpunt in de wedstrijd. Daarmee was ook de felbegeerde prijs binnengehaald. Voor die cup wilde Ajax in 1971 overigens niet spelen. Officieel vanwege het zware speelschema maar officieus omdat Michels het voetbal van de Uruguayanen van Club Nacional veel te hard vond en het dus grote schade voor de spelers kon opleveren. Logisch gedacht was het waarschijnlijk een plausibele combi van de twee. In 1972 speelde Ajax, met de nieuwe trainer Stefan Kovacs aan het roer, wel die wedstrijden en won het de beker tegen CA Independiente, net als Estudiantes een Argentijnse club. Na die wedstrijd deelden de spelers overigens wel de mening van hun oud-trainer en wilden in 1973, na de gewonnen finale tegen Juventus in Sofia, Bulgarije, opnieuw niet om de Wereldbeker spelen. Maar Cruijf, Swart, Keizer, Muhren en de rest hadden wel mooi voor de derde achtereenvolgende keer de cup gewonnen. Een prestatie van formaat die waarschijnlijk nooit meer door een Nederlandse club zal worden geëvenaard.

 

Dat van Praag’s verwachting niet uitkwam is eigenlijk best triest. Na het seizoen 1969-’70 lukte het de Rotterdammers van ‘Zuid’ nooit meer om ver te komen in het Europacup-toernooi voor landskampioenen. Ondanks nationale titels in 1971 en 1974 waarbij in die jaren de spelers-selectie voor een behoorlijk gedeelte intact bleef ten opzichte van het seizoen 1969-1970. Ook in 1984, 1993, 1999 en 2017 hadden de toenmalige selecties nauwelijks een kans gekregen. Daarbij moet dan wel worden vermeld dat die niet over dezelfde kwaliteiten beschikten als die van de ‘gouden jaren’. Eeuwig zonde.

 

Wat ook wel een trieste constatering is: Hoeveel voetballers van de EC 1-teams uit de jaren 1970 niet meer onder ons zijn. Bij Ajax zijn dat Piet Keizer, Gerrie Mühren, Barry Hulsof, Velibor Vasovic en natuurlijk Johan Cruijf. Best wel veel als je het zo ziet staan! Bij Feyenoord is de lijst gelukkig wat kleiner maar sommigen daarvan best nog heel jong. In dat opzicht kunnen we meteen Theo Laseroms noemen. De spijkerharde Brabander met de bijnaam ‘De Tank’ werd slechts 51 (zijn maatje in de verdediging, Rinus Israel was ook soms ongemeen stevig maar technisch een veel betere speler). Anderen van dat team die ons zijn ontvallen zijn Cor Veldhoen, geboren en getogen op ‘Zuid’, op 66-jarige leeftijd en uiteraard ook  de populairste Feyenoorder aller tijden, Coen Moulijn. De in ’t Oude Noorden geboren ras-Rotterdammer werd 73. Des te mooier dat je al deze geweldige spelers nu weer kunt aanschouwen in hun glorie-jaren. En ook de trainers van die succes-ploegen zijn inmiddels allemaal overleden. Michels en Kovacs van Ajax en natuurlijk Ernst Happel van Feyenoord.

 

Oh, ik zou bijna vergeten dat PSV ook nog een finale heeft gespeeld en gewonnen! In 1988 tegen Benfica, winnaar in 1961 en ’62. Dat werd, voor de neutrale toeschouwer, wel één van de minste van de 8. Net als Ajax-Juventus in 1996 werd het beslist via strafschoppen. Toch altijd minder leuk om naar te kijken. Maar voor de toegewijde club-supporter juist weer wel een pot met één en al spanning! Maar waar Ajax helaas verloor in 1996 won PSV in ’88 dus gelukkig wel. Met een heldenrol voor keeper Hans van Breukelen. En met de uit Doetinchem afkomstige latere bondscoach Guus Hiddink als trainer. Alleen voel je, voor de buis, tijdens die strafschoppen-serie natuurlijk niet meer die spanning. De uitkomst is bekend! En voetballend was het toch een mindere wedstrijd dus… Maar goed, toch kijken dan maar? Aan u de keus!

 

Volgende week, ik beloof het plechtig, dan toch weer aandacht voor een aantal mooie boeken over de edele balsport en, aansluitend op het onderwerp van vandaag, dan eindelijk ook haal ik enkele mooie documentaires over de grootste volkssport ter wereld voor het voetlicht. Ik kwam er vandaag gewoon niet aan toe. U houdt het dus nog van mij tegoed. Zo komt de voetballer-liefhebber toch nog enigszins aan zijn of haar trekken hoop ik.

 

Tot de volgende week! 


Peets (Eredi)Visie 23-03-2020:

 

We missen het voetbal. We missen het om er op te kunnen kankeren, vloeken, tieren. Erover te kunnen jubelen, ervoor te kunnen juichen. Van blijdschap te kunnen janken over een behaald kampioenschap, een gewonnen cup. Om er over te foeteren bij (onnodig) verlies. We missen het om met onze kameraden te kunnen spelen. In eigen team of soms ook bij de tegenstander. Om naderhand met vrienden, met wie je gewonnen hebt, of ook die je overwonnen hebt, naderhand in de kantine of het café het glas te kunnen heffen en elkaar op de schouders te kunnen slaan. Kortom, we missen het. Wat dient ter vervanging?

 

Ik pak dan de literatuur ter hand. Of kijk een mooie documentaire. Jazeker, die zijn er genoeg. Ook over de ‘belangrijkste bijzaak ter wereld’. Oké, het blijft misschien surrogaat, maar je moet toch wat om je passie

te kunnen bevredigen. Ik noem hier wat voorbeelden en voor deze keer ga ik ook buiten de regio-grenzen, of zelfs landsgrenzen. Vorige week begon ik hiermee, nu het vervolg.

 

Om met literatuur te beginnen: Er is bijna geen boeiender verteller over voetbal dan veteraan-journalist Jan D. Swart. De Rotterdamse zeventiger heeft, nadat hij jarenlang voor de Haagse Post had gewerkt, ook nog een periode aan de zijde gestaan van Jorien van den Herik en werd ook wel geregeld diens ‘geweten’ genoemd. De voormalig Feyenoord-voorzitter werd vaak verweten als een alleenheerser te werk te gaan en zijn club te leiden als een dictator. Maar de waarheid is dat hij zich vaak verliet op de mening van Swart en blindelings vertrouwde op de know-how van de journalist betreffende de algehele Rotterdamse voetbal-cultuur. Swart runde in de jaren 1990 ook nog een periode de Feyenoord-krant als eindredacteur en fungeerde in zijn column die hierin een plek had vaak als spreekbuis van van den Herik om zodoende diens beleid naar het publiek te vertalen. Daardoor werd hem dan nogal eens partijdigheid verweten. Wat nogal raar is want de Feyenoord-krant was, anders als bijvoorbeeld Hand in Hand, een media-orgaan van de club zelf. Terwijl het eerder genoemde Hand in Hand het officiële club-blad is van de supporters-vereniging van Feyenoord en als zodanig uiteraard een meer kritische noot kan kraken, iets wat ze dan ook geregeld doen. Maar genoeg daarover, dat is misschien voor een andere keer.

 

Als ras-schrijver en voetbalkenner heeft Swart een aantal interessante, onderhoudende en ook amusante boeken op zijn naam staan. Ik noem er twee. Als eerste “ Het drama Wim Landman “. Dit boek verhaalt over de jaren waarin Rotterdammer Landman triomfen vierde als doelman van Sparta en er ook een mooie toekomst in het verschiet lag als international. Totdat een omkoop-schandaal hem de das omdeed en zijn carrière ruïneerde. Maar klopt dit wel? Is Landman terecht beschuldigd? Swart ging op onderzoek uit en zijn onthullingen zijn onthutsend te noemen. Dit alles opgetekend in een werkelijk fantastisch boek dat je meesleept en je bij de strot grijpt.

 

Een tweede, zeer de moeite van het lezen waard, boekwerk van dezelfde schrijver is het vaak grappige, en soms ook ontroerende relaas van de handel en wandel van Henk Kraan. Deze onvervalste Rotterdamse sjacheraar verstond het om altijd aanwezig te zijn bij de, voor Feyenoord, zo belangrijke momenten in de clubgeschiedenis van pakweg midden jaren 50 tot medio jaren ’80. Dit allemaal opgetekend aan de hand van de opkomst van het betaalde voetbal. En daarbij de hevig toenemende populariteit van de voetbalsport in Rotterdam en in de Kuip bij Feyenoord in het bijzonder. Hierin bepalend geweest is de komst van Coen Moulijn, Henk Schouten en Cor van der Gijp. Het boek beschrijft dan ook op zeer kleurrijke, humoristische wijze de hechte vriendschap tussen de twee Rotterdammers, Moulijn en Schouten, en Dordtenaar van der Gijp en de avonturen die zij ook samen met eerdergenoemde Henk Kraan hebben beleefd. Net zoals bij zijn boek over Wim landman bewijst deze uitgave Jan D. Swart’s absolute klasse als meester-verteller. Ook nu geldt weer, als je het boek eenmaal ter hand hebt genomen, dan laat je het niet meer los tot dat je ogen over de laatste letters zijn gegleden.

 

Een schrijver wiens boeken ik ook altijd zonder aarzelen aanschaf, zelfs al vallen ze buiten de voetbal-gerelateerde onderwerpskeuze, is Michel van Egmond. De in het Haagse geboren en getogen, maar alweer jaren in Rotterdam residerende schrijver, heeft gelukkig meer dan genoeg boeken op zijn naam staan die over de populairste volkssport ter wereld handelen. Dat Feyenoord daarin inmiddels een hele grote plek inneemt, is niet verwonderlijk. Onder redactionele leiding van dus Jan D. Swart (daar is hij weer) heeft van Egmond ook enkele jaren gewerkt bij de Feyenoord-krant en heeft op die manier de club en zijn cultuur zeer goed leren kennen. Is zelfs, naar eigen zeggen, een beetje van de club aan de Maas gaan houden. Het lijntje met Swart was er trouwens nog eerder, want beiden zijn ook nog collega’s geweest bij de Haagse Post. Van Egmond schreef zelfs het voorwoord voor het eerder door mij genoemde Swart-boek over Wim Landman en noemt hem zelfs, Swart dus, zijn jeugd-idool.

 

De eerste keer dat ik iets van hem las, in boekvorm, want zijn artikelen in de Feyenoord-krant had ik reeds tot mij genomen, was zijn in 2012 uitgekomen relaas over René van der Gijp. Ik werd meteen gegrepen door zijn aanpak van waarneming om daaruit op doeltreffende wijze een beeld te schetsen van zijn hoofdonderwerp, de voetballer in ruste en hoe hij zijn leven leidt. Deze vorm hanteerde hij ook bij zijn boek over Wim Kieft. In beide gevallen werden de hoofdpersonen ook nog eens geplaagd door persoonlijke demonen wat het natuurlijk extra boeiend maakt voor de lezer. Beide boeken werden een eclatant succes. Dus lijkt het overbodig om deze uitgaven bij u aan te bevelen, maar er bestaat natuurlijk altijd nog de kans dat u onbekend bent met deze werken.

 

Beide boeken hadden hoogstwaarschijnlijk veel minder lezers bereikt als de hoofdpersonen niet deel hadden uitgemaakt van het groepje vaste gezichten in het razend populaire programma Veronica Inside, voorheen Voetbal Inside (het programma heeft trouwens nog meer titels gehad, maar dat laat ik hier maar achterwege) op RTL7. Met name van der Gijp is door zijn verschijnen in het programma uit gegroeid tot een heus televisie-idool (een beetje tegen wil en dank met alle gevolgen van dien, daar verhaalt het boek van van Egmond mede over). Maar ook Wim Kieft is steeds populairder geworden door zijn optreden in het programma, waarbij van Egmond op zijn beurt weer ettelijke jaren als eindredacteur fungeerde. En de ervaringen en belevenissen die hij daar opdeed en meemaakte was weer een dankbare voedingsbodem voor alweer een succes-boek! Getiteld Topshow. Daarmee lijkt die cirkel helemaal rond.

 

Als we vervolgens terugkeren naar van Egmonds link met Feyenoord is er nog het ten boek gestelde, soms ietwat droevige, relaas over de gewezen Ghanese voetballer Christian Gyan. Droevig omdat de voetballer, die nooit echt het verschil maakte, maar ongemerkt haast tien (!) seizoenen in de Kuip volmaakte, inmiddels een broze fysiek bezit en toch nog voor zijn centen moet doorwerken in de Rotterdamse haven. Extra wrang, want een groot voetballer of niet, in zijn Feyenoord-tijd beschikte hij juist over een imposant fysiek gestel en ijzersterke conditie. Met zijn snelheid en harde werklust werd de diepgelovige Gyan in de Kuip een ware cult-held. Over dit alles heeft Michel van Egmond een klein, maar zeer fijn schrijven neer gepend. In die zo kenmerkende analytische, beschouwende stijl doorspekt met humor, verbazing en, vaak toch ook in positieve zin, verwondering over de machinaties die de voetbal-wereld eigen is.

 

Ten slotte wil ik nog twee bundels van Van Egmond’s hand noemen. Ten minste, ze zijn later door de uitgeverij gebundeld en bestaan uit een reeks eerder gepubliceerde korte en wat langere verhalen. Deze werden eerder gepubliceerd in het voetbal-weekblad Voetbal International, de Feyenoord-krant en andere print (kranten, bladen dan wel magazines). De eerste heet De Snor van Kiprich en andere Feyenoord-verhalen en bevat, nou ja, stukken over Feyenoord-gerelateerde onderwerpen dus. De tweede heet Balverliefd en draagt daarmee de naam van de vaste ‘kroniek’-artikelen die van Egmond ettelijke jaren wekelijks voor het voetbal-weekblad Voetbal International schreef. Allebei vast nog wel, met een beetje moeite, te bemachtigen bij de betere boekhandel (zover die in dit COVID-19 tijdperk nog open zijn) en anders ook wel online te vinden en te bestellen. Hier volgt nog even het lijstje met de door mij behandelde boeken.

 

Van Michel van Egmond: 

-Balverliefd, met eerder in VI (Voetbal International) verschenen verhalen

-De Snor van Kiprich en andere Feyenoord-verhalen

-King, over Christian Gyan

-Gijp, over Rene van der Gijp

-Kieft, over Wim Kieft

-Topshow, achter de schermen bij het voetbal-praatprogramma Veronica Inside voorheen Voetbal Inside

 

En van Jan D. Swart:

-Het drama Wim Landman, over de tragische geschiedenis van de Sparta -en Oranje-doelman

-Kraan en de donderstenen van Feyenoord, over Henk Kraan en zijn geschiedenis met de club en dan met name met de voetballers Coen Moulijn, Henk Schouten en Cor van der Gijp

 

En zo is er weer een einde gekomen aan mijn column, die nu dus al na een week weer is verschenen. Maar ik had u ook nog beloofd om voetbal-boeken te behandelen die niet relateerden aan Feyenoord of Sparta dan wel Excelsior of FC Dordrecht! En over films (docu’s) over voetbal als hoofd-onderwerp! Nou ja, dat komt dan de volgende keer. Beloofd. En ook nu zal die, zonder tegenbericht, al de volgende week verschijnen. Zolang er, in dit Corona-tijdperk, nog niet gevoetbald wordt blijft dat gehandhaafd.

 

Tot de volgende keer! 


Peets (Eredi)Visie 23-03-2020:

 

Tja, wat nu te doen? Door het Corona-virus (COVID-19) is al het voetbal, amateur en prof, afgelast. Hoe lang dit allemaal gaat duren weet niemand, maar het gaat om ieders gezondheid. Dus….. je moet als voetbal-gek andere gerelateerde manieren vinden om je in je hobby te voorzien.

 

Op FOX, maar ook bij de NPO, hadden ze daar al wat op gevonden. NPO zond een wedstrijd uit van Oranje op het voor ons zo gloedvol verlopen EK van 1988. Dan bereik je meteen de meeste mensen want: geen clubgevoel en iedereen steunt en moedigt het nationaal elftal aan. Kat in het bakkie, zogezegd.

FOX koos dan wel weer voor een wedstrijd uit het club-voetbal. En, kun je indenken, bereikte daar ook het gros der liefhebbers mee want het betrof een wedstrijd tussen de twee populairste clubs van het land: Feyenoord en Ajax.

Best een aardige zet van beide zendgemachtigden maar ik kan mij ook indenken dat je, gezien de kennis van het verloop van deze wedstrijden, geen zin hebt om daar weer je kostbare tijd aan te besteden. Hoewel de toch al zeer spaarzaam verwende supporters uit Rotterdam betreffende de wedstrijden tegen de aartsrivaal (veel meer verloren als gewonnen inmiddels, helaas) met de gekozen wedstrijd misschien wel weer aan hun trekken kwamen. Het betrof de, in Rotterdam-zuid, nu al legendarische pot van 27 Januari 2019. De (thuis)wedstrijd waarin de Kuip-bewoners eerst op achterstand kwamen maar uiteindelijk gloreerden met een 6-2 eindstand.

Toch blijft het surrogaat. Natuurlijk, je kunt je weer verlekkeren aan deze wedstrijden maar het gevoel van spanning en uiteindelijke euforie kun je nooit meer bij jezelf reproduceren. Voetbal is toch iets wat je voornamelijk beleefd ‘in het moment’.

 

Dus als dat geen alternatief biedt wat dan wel? Nou, als je behalve liefhebber bent van voetbal spelen en/of kijken en je ook van lezen houdt (ook over voetbal dus) is er genoeg keus om die twee te combineren.

Om te beginnen, als je fan van Excelsior bent is er het fraaie boekwerkje “ Voor de roem van ons Excelsior “. Dit kwam in 2017 uit ter gelegenheid van het toen 115-jarig bestaan van de club en handelt, uiteraard, over de geschiedenis van de club uit Kralingen en bevat ook tal van portretten over voormalige beroemde spelers en bestuurders. Het is misschien niet heel gemakkelijk meer te verkrijgen, maar als je even wat moeite doet kun je vast nog wel een exemplaar weten te bemachtigen. Qua jubileum-uitgaven is er ook nog het boek “Excelsior 100 jaar “ van Vincent Wernke uit 2002. Ook boordevol mooie verhalen over de (voormalig, het geldt nu allang niet meer) club van ‘oud papier’.

 

Over Sparta zijn er zo mogelijk nog meer boeken geschreven. Zo is er “Onze glorie: De wereld van Sparta Rotterdam in elf portretten“ van Anton Slotboom. Deze schrijver heeft al meer werken op zijn naam staan die over het Rotterdamse voetbal verhalen. Onlangs is er ook een mooi schrijfsel van de hand van Pieter Verkaik verschenen wat gaat over de nog enig bestaande derby in het Nederlandse prof-voetbal, die tussen Sparta en Feyenoord. Getiteld "Derby aan de Maas“ handelt het boek over de ontelbare wedstrijden tussen de clubs uit Rotterdam-west en -zuid en de altijd voortdurende, nooit aflatende rivaliteit tussen deze roemruchte clubs. Zeer plezierig geschreven en met tal van verhalen en commentaren van en over prominente spelers en supporters zoals Gerard Cox, Wilfried de Jong en Lee Towers (Feyenoord-supporters) maar uiteraard ook Emile schelvis, Hugo Borst en wijlen Jules Deelder (oer-Spartanen).

 

Die laatste twee hebben natuurlijk ook zelf behoorlijk wat keren de pen gewijd aan voetbal en Sparta in het bijzonder. Deelder voornamelijk door middel van zijn talrijke gedichten maar ook in zijn korte verhalen. Die weer in boekvorm werden gebundeld en uitgebracht. Zijn beroemdste, “Spartaans gedicht“, werd, via een geluidsopname van hemzelf, nog ten gehore gebracht op Het Kasteel tijdens de korte herdenking na zijn overlijden voor aanvang van een wedstrijd van Henk Fraser’s elftal.

 

Hugo Borst heeft al behoorlijk wat gepubliceerd over voetbal en zijn geliefde club. Zo is er bijvoorbeeld het door mij in een eerdere column genoemde “Waarom ik zo van Sparta hou (en Aad de Mos haat)”. Maar ook zijn bejubelde boek over zijn haat-liefde verhouding tot Louis van Gaal,  O louis“ is een must om te lezen. Dan zijn er nog boeken van zijn hand waarin voetbal een leidraad vormt maar niet de hoofdmoot is zoals zijn ontroerende verhalenbundel  “Alle Ballen op Heintje“. Zijn wellicht beroemdste boek waarin voetbal de inhoud bepaalt, is “De Coolsingel bleef leeg“. Dit boek gaat dan notabene over Feyenoord! Het vertelt over het reilen en zeilen van de eerste vaderlandse EC 1-winnaar ten tijde van het rampjaar (één van helaas meerdere) 1995-1996. Een ouwetje alweer maar geweldig om te lezen. Zelfs, of juist, als verstokte die hard-Feyenoorder moet je dit boek ten minste één keer gelezen hebben.

 

En over Feyenoord gesproken, het lijkt wel of daar toch de meeste boeken over zijn verschenen in vergelijking met Sparta en Excelsior. Om over FC Dordrecht maar helemaal niet te spreken. Boeken geschreven door supporters, schrijvers, journalisten en oud-spelers. Die laatsten zijn meestal als ‘biografie’ gepresenteerd, geschreven door anderen.

 

Een greep: 

-Uli! Uli!, over Ulrich van Gobbel, geschreven door Jules van der Wardt

-Ijzeren Rinus, over Rinus Israël, geschreven door Harry Walstra

De Tovenaar van Tatabánya, Over Josef Kiprich, geschreven door Berne van Leeuwen

 

En, voor nu, als laatste:

-De Wolf, John, door Jeroen Siebelink

 

Toevallig of niet, maar de laatste jaren zijn het vooral de Feyenoorders uit de jaren ’90 van de vorige eeuw die (autobiografische) boeken uitbrengen. Misschien omdat zij, veel meer dan hun illustere voorgangers uit bijvoorbeeld de jaren ’60 en ’70, zich meer bewust zijn van de commerciële potentie van dit soort uitgaven. Dit zal er zeker mede aan ten grondslag liggen dat zij maar wat graag ingaan op aanbiedingen van uitgeverijen en schrijvers om hieraan mee te werken om zodoende een extra zakcentje te verdienen. Als het vermakelijk proza oplevert zie ik daar geen probleem in. Ik, en met mij velen, lezen het dan graag.

Maar dan heb je ook nog de meer beschouwende, analytisch ingestelde schrijvers die mooie boeken uitbrengen. En zij die gewoon prachtige verhalen uit vervlogen (voetbal)dagen kunnen opdissen. En wat te denken van mooie documentaires over voetbal! Over beroemde spelers, roemruchte clubs en legendarische trainers. Ook daarover wil ik het de volgende keer gaan hebben.

 

Over dit alles in mijn volgende column meer. En in dit geval, omdat het nog wel even zal duren voordat we weer met z’n allen kunnen gaan genieten van het edele balspel, zelf spelend dan wel kijkend, is dat hoogstwaarschijnlijk niet over 14 dagen maar volgende week al. Tot dan beste lezers!

 


Peets (Eredi)Visie 10-03-2020:

 

Het weekend liet zien dat er in Rotterdam gejuicht kon worden, bij Feyenoord en Excelsior, maar helaas vloeiden er ook tranen. In Spangen, Rotterdam-west. 

De lofuitingen over Henk Fraser ten spijt is het nog steeds de vraag of Sparta ooit nog kan aanhaken bij de (sub)top van de Eredivisie. Want zelfs een solide middenmoter worden lijkt te veel gevraagd.

 

Afgelopen weekend werd daar helaas weer een triest bewijs van geleverd. Uitspelen bij FC Utrecht of niet, 1-5 (!) is wel een blamage te noemen. Wat kan het tij keren voor de oudste prof-club van het land? Betere spelers? Een nieuw bestuur? Dat laatste lijkt mij sowieso overbodig. Sparta is juist één van die weinige clubs waarover in dat opzicht nooit negatieve berichten naar buiten komen. Het bestuur is een orgaan welke bij de club van wijlen Bok de Korver altijd over een stevig fundament bezit. En doorgaans bezit de club ook over een zeer aardige selectie spelers. Komt er dan wel genoeg fris jong talent door in het eerste? Ook daarover lijken er geen zorgen te zijn. Sparta is, samen met, met name, Ajax (en de laatste pakweg tien jaar eindelijk ook weer Feyenoord) de bvo met één van de meest geroemde jeugdopleidingen van het ganse land. En geregeld breken daar ook spelers door voor de hoofdmacht. Dus ook daar kan het niet echt aan liggen.

 

De meest aangehaalde verklaring is de terugloop van publieke belangstelling voor de verrichtingen van de voetballers ‘op’ het kasteel. Zeker, vanaf met name medio jaren ’80 van de vorige eeuw was hierin een neerwaartse spiraal te ontwaren. Het voetbal was steeds minder geworden en ook het stadion was sterk verouderd. Want ook al presteerde men op het veld beneden de maat (en dat was absoluut het geval), als je fijn je plekje op de tribune had gevonden kon je het met je maten uit Spangen en andere wijken (ouderwets woord! Tegenwoordig spreekt men over deelgemeentes) in ‘West’ toch nog verdomd gezellig maken! Maar helaas was dat ook niet meer het geval. Het stadion maakte gaandeweg een steeds meer aftandse indruk. Het kon eigenlijk niet meer. Er moest wat gebeuren.

 

Dat zag het toenmalige bestuur gelukkig ook in. Een renovatie was het geval. Hoewel je, anders dan bij de Kuip in 1994, praktisch over nieuwbouw kan spreken. Alleen de karakteristieke twee torentjes, waaraan het stadion zijn (bij)naam ook aan ontleed, bleven staan. In 1999 werd het bouwproject succesvol afgerond en sindsdien speelt men in een stadion dat goed in deze tijd past en voldoet aan de voorwaarden van de moderne voetbalwetten. Geen dak maar wel comfortabele (zit)plaatsen voor publiek en pers. Ook is het stadion inmiddels uitgerust met een aantal van de inmiddels onvermijdelijke skyboxen (medio 2019). Belangrijk voor sponsorcontacten en andere zakelijke belangen. Behoorlijk wat verbeteringen om het publiek weer naar Spangen te lokken zou je zeggen.

 

Maar dat leek in eerste instantie nogal tegen te vallen. Het nieuwe (en misschien wel logische) argument is dat door de nieuwe multiculturele samenstelling van de bevolking in Nederland en vooral ook in Rotterdam de demografie ingrijpend is veranderd. Veel ‘nieuwe’ bewoners van Spangen komen uit Turkije of Marokko en hadden weinig affiniteit met de trots van Rotterdam-west. Die supporten vaak dan topclubs uit het moeder dan wel vaderland. Dit maakt dat het stadion van roemruchte spelers als ’Tinus’ Bosselaar en Tonny van Leede minder snel volliep. Maar zie daar: sinds er ook steeds meer kinderen van Turkse en Marokkaanse ouders bij Sparta in de jeugd zijn gaan voetballen is men zich in die kringen meer en meer gaan identificeren met de landskampioen van 1959 (veel te lang geleden trouwens) en is het enthousiasme sterk gegroeid. Sindsdien zit Het Kasteel weer regelmatig goed vol. Dit is ook de verdienste van de club zelf. Doordat er veel verschillende voetbal-evenementen voor de jeugd in de wijk zijn opgezet is de interesse sterk toegenomen en is men zich ook steeds meer een deel van de Spangense gemeenschap gaan voelen. Een goede ontwikkeling! Nu het voetbal nog.

 

Er zijn in de 132-jarige geschiedenis van de club heel veel trainers geweest die succes hebben gehad met Sparta. En vele ook niet. Maar één ding hebben ze allemaal gemeen. Geen van hen kon een echt langere periode van succes garanderen. Natuurlijk, er zijn namen bij die wel een blijvende indruk hebben achtergelaten omdat ze toch een positieve omslag teweeg konden brengen. Maar dat garandeerde zeker niet altijd het behalen van prijzen. Een naam die in ieder geval altijd zal blijven rondzingen op Het Kasteel is bijvoorbeeld die van Dennis Neville. De Engelsman, geboren in Londen, was maar liefst acht seizoenen werkzaam in het stadion aan de Spartastraat en wordt gezien als een hervormer van de speelwijze van de Rotterdammers. Het was trouwens in de tijd dat de Engelsen nog werden gezien als de alleenheersers op het gebied van voetbal-know how. Denk ook aan bijvoorbeeld Ajax waar rond diezelfde tijd Jack Reynolds de scepter zwaaide en door velen nog steeds wordt gezien als de oervader van de Ajax-speelwijze. Nog voor Michels. Dennis Neville was de trainer met wie Sparta, in 1959 dus, zijn laatste landstitel vierde.

 

Een trainer van korter geleden die in twee perioden ook toch een bepaalde stempel drukte, als was het maar omdat hij de beste Eredivisie-notering van de laatste, pakweg, veertig jaar behaalde, was Henk ten Cate. Hij werd in 1996 zesde met de club en haalde ook nog de bekerfinale. Die ging helaas verloren maar hij had niettemin een goed seizoen gedraaid. Andere toch ook zeer gerenommeerde namen deden het dan weer veel minder goed. Zowel Aad de Mos als Dick Advocaat degradeerden met de club. Dit overkwam de club voor het eerst met Frank Rijkaard aan het roer van Sparta 1. De club die tot dat moment altijd een vaste waarde was geweest in de Eredivisie was vanaf dat moment echt aan het kwakkelen geslagen. Het dient te worden vermeld dat Rijkaard op dat moment nog een groentje was in het trainersvak. Hoe desastreus ook, het werd hem daarom niet echt nagedragen. Heel anders was dat met bijvoorbeeld Aad de Mos. 

Toen hij aantrad verkondigde de routinier vol bluf en bravoure dat wat hem betreft Sparta hoe dan ook in de hoogste divisie zou blijven. Het pakte anders uit en Haagse Aadje wist niet hoe snel hij zijn biezen moest pakken. Dat is hem door met name enkele prominente ’Sparta-pieten’ niet in dank afgenomen. Met Hugo Borst als misschien wel de meest felle criticaster in deze. De journalist en schrijver (meer columnist en schrijver eigenlijk) wijdde er zelfs een groot gedeelte van het eerste hoofdstuk van zijn boek “Waarom ik zo van Sparta hou“ aan. En daarbij stond, tussen haakjes, nog bij “en Aad de Mos haat”! Het is duidelijk, de Rotterdammer is bepaald geen fan van de voormalig trainer van o.a. Ajax, Anderlecht en KV Mechelen. Bij deze drie clubs oogstte de Mos overigens wel tastbaar succes.

 

Maar……..dit alles duidend, wanneer wordt Sparta weer die gevreesde reus van het vaderlandse voetbal? Want dat was de club zeker. Tot aan begin jaren 1980 stond de club steevast genoteerd in de top 5 van de Eredivisie-ranglijst van meest succesvolle clubs (lees = meest behaalde competitie-punten). Samen met (uiteraard) Ajax, Feyenoord, PSV en FC Twente. Dat is voltooid verleden tijd. Sterker nog, het elftal van Henk Fraser moet uitkijken dat het niet weer degradeert! Nog enkele van zulke zeperds als afgelopen weekend en die spreekwoordelijke lantaarn begint wel erg gevaarlijk boven hun hoofd te bungelen. Ik vrees met grote vreze maar laten we de hoop zeker nog niet varen, beste lezers -en lezeressen. Duimen maar.

 

Tot de volgende keer!  


Peets (Eredi)Visie 17-02-2020:

 

Is de leeftijd van een trainer iets waar een directie van een bvo naar moet kijken bij het aanstellen van de belangrijkste man voor het 1ste elftal?

Of is de mate van ervaring doorslaggevend bij de keuze voor de hoofdtrainer? Waarom deze vraag? Omdat Dick Advocaat dit jaar alweer 73 wordt.

 

Ik bedoel, de man bezit over genoeg geestdrift. Passie. Nog steeds bezeten van het spelletje. Zie hem driftig heen en weer banjeren langs de lijn, druk aanwijzingen gevend en het bewijs is geleverd dat de kleine Hagenaar nog van geen ophouden wil weten. Mooi om te zien. Maar in alle eerlijkheid, hoelang kan de ex-trainer van PSV, Zenith, Glasgow Rangers en voormalig bondscoach dit nog volhouden?

Een ander argument kan zijn dat je als club die vooruit wil, toch verder moet met een jonger, fris gezicht met nieuw elan. En niet wil of moet doorgaan met een trainer die toch, na zo’n dertig, vijfendertig jaar trainerschap, redelijk vastgeroest zit, of positiever gesteld, bewust vasthoudt aan vaste trainingsvormen en wedstrijdtactiek. Iets wat vanuit zijn positie logisch is, want het heeft hem ook de nodige successen opgeleverd. Maar 73, de leeftijd die Dick bereikt als het nieuwe seizoen reeds is begonnen, is toch wel een behoorlijke leeftijd om nog lang op dit niveau door te kunnen. Al oogt tie nog zo gezond.

 

Hoe lang moet een trainer doorgaan? Hoelang kan hij nog een elftal, een spelers-selectie motiveren die voor het grootste deel bestaat uit jongemannen die zijn zonen, of soms zelfs kleinzonen kunnen zijn! Is het generatie-verschil dan niet te groot geworden? Spreekt hij de jongere generatie spelers nog wel genoeg aan? Kan hij ze nog bereiken met zijn oefenstof? Natuurlijk, je kunt stellen dat het voetbal-spel nog altijd dezelfde is. Maar qua spelvormen en tactiek blijft het spel zich toch ontwikkelen. Zelfs na meer als honderd jaar. Staat een trainer, die als voetballer is opgegroeid in de jaren zestig en zeventig, daar nog open genoeg voor?

Men, pers maar ook publiek (lees= de supporters) was vooraf sceptisch over de komst van ‘De kleine Generaal’, zoals Dick liefkozend werd genoemd in zijn tijd als assistent-bondscoach èn zelfstandig bondscoach. Maar na de zeer constante resultaten (aantal gelijkspelen, een enkel verlies maar merendeel overwinningen) zijn zowel de supporters als een groot deel van de voetbal-pers overstag, zo lijkt ’t.

 

De club wil, zo opportunistisch is men wel, nu maar wat graag door met Advocaat. Hoewel het dienstverband ging om een ad interim-functie zouden ze bij Feyenoord nu graag zien dat Dick verlengt voor nog een seizoen. Is dit verstandig? Mij had het slimmer geleken om met een jongere trainer het nieuwe seizoen in te gaan. Want nog een jaar schept voor Dick dan natuurlijk hogere verwachtingen. Dit jaar (seizoen) was vooral de schade beperken welke de Rotterdammers van ‘Zuid’ al hadden geleden en waar nodig het vertrouwen weer voldoende te herstellen. Die missie lijkt geslaagd. Maar gezien Advocaat’s staat van dienst, kampioenschappen met PSV, Glasgow Rangers en Zenith en met die laatstgenoemde ook de Europa-League en de Europese Supercup, verwacht men nu meer van de gepokte en gemazelde voetbal-veteraan. Is dat terecht? Ja, zou je zeggen. Want als hij het bij die eerdergenoemde clubs heeft gepresteerd om de landstitel binnen te halen, dan moet dat bij Feyenoord toch ook lukken?

Een misvatting lijkt mij. Niets ten nadele van Advocaat’s kwaliteiten, maar bij die andere clubs staat er al jaren een veel steviger fundament om succes te oogsten. Bij Feyenoord moet men sinds de laatste 45 (!) jaar, na steeds diep te zijn gevallen, elke keer weer moeizaam opkrabbelen. En dat heeft tijd nodig. En die tijd krijgt Dick niet. En wil hij ook niet meer nemen is mijn gevoel. Denk aan zijn tijd bij Sunderland, maar ook Sparta. Toen degradatie bij die clubs een feit was tekende Dick niet bij. Had hij geen zin meer in dat hele moeizame proces van opnieuw opbouwen. Om dan misschien weer te promoveren. En dat is begrijpelijk. Niet alleen gezien zijn leeftijd, maar ook de gewenning aan succes. In het groot, dan wel klein. De voormalige speler van o.a. ADO Den Haag en Sparta heeft in zijn carrière als trainer daarin genoeg meegemaakt. Is hij dan bereid om nu dat heel lange traject naar prijzen weer af te werken bij Feyenoord? Denk het niet. Als Dick kans ziet om met het huidige Feyenoord daadwerkelijk de tweede plek in de Eredivisie te behalen heeft hij toch weer een succes(je) geboekt. En hij is er eerzuchtig genoeg voor om dat ook op te eisen. Nuchter is hij ook, jawel. Maar hij zal niet nalaten om te laten merken dat het dan ook ZIJN verdienste en dus ook ZIJN succes is geweest. Niet op de zelfingenomen Van Gaal manier, maar toch. En eerlijk, gun ik hem dat ook. En dan is het eigenlijk het ideale moment om te stoppen in de Maasstad. Exit Dickie.

 

Enter….Henk Fraser! Dat hoop ik in dat geval ten minste. Hij is een nog steeds betrekkelijk nieuwbakken trainer in het betaalde voetbal met dat zo broodnodige nieuwe frisse geluid. Toegegeven, Sparta presteert wisselvallig (dit afgelopen weekend 0-1 winst uit bij RKC in Waalwijk) maar zijn moderne spel-opvattingen zijn een must voor de nieuwe generatie Feyenoord-voetballers. Anders dan Dick zal hij de jeugd ook meer een kans geven. En is hij volgens mij wel bereid een plan te trekken voor de langere termijn. Zeker gezien het feit dat hij een makkelijke manier van communiceren naar de coaches in de opleiding zal vinden. Aangezien een aantal onder hen voormalige Feyenoord-ploeggenoten van hem zijn. Mensen als Errol Refos, Arnold Scholten, Ulrich van Gobbel en Gaston Taument. Met deze vier genoemden werd hij zelfs nog kampioen! In 1993 om precies te zijn, met ‘De kromme’, oftewel Willem van Hanegem als trainer. En grote man op de achtergrond bij de jeugd-opleiding, Wim Jansen, was de jaren daarvoor ook nog zijn trainer in De Kuip! Dat kan dus bijna niet meer stuk zou je zeggen. Er is de laatste anderhalf jaar al vaak gehint op de komst van Henk naar Feyenoord maar tot op heden is zelfs nog niet eens contact geweest tussen mensen van de club en Fraser. Althans, officieel niet. Hoe dan ook heeft de voormalige spijkerharde verdediger publiekelijk meerdere malen aangegeven niet ‘uit zijn contract te lopen’ zoals dat zo mooi heet en de klus bij Sparta af te maken. In ieder geval voor dit nog lopende seizoen. Maar als de Feyenoord-bewindvoerders nu alsnog bij de Nederlands-Surinaamse oefenmeester aankloppen? Zal hij dan alsnog bezwijken voor de lokroep van zijn oude club? De toekomst zal het uitwijzen. Persoonlijk zie ik hem in ieder geval heel graag komen. Het is tijd voor een jonge, frisse trainer met een Feyenoord-hart aan het roer.

 

Tot de volgende keer beste lezers -en lezeressen!


Peets (Eredi)Visie 10-02-2020:

 

Het voetbal dit weekend in onze regio. Dat was er niet. Nergens niet. 

Dit soort voetbal-loze weekenden (vanwege het stormachtige weer, maar dat had u zelf ook al begrepen) verschaffen één ieder een goed moment om maar weer eens te mijmeren en na te denken over volkssport nummer één in ons land.

 

Als we kijken naar met name hoe onze regio-bvo’s doorgaans presteren is het eigenlijk een wonder te noemen dat ze nog een betrekkelijk respectabel aantal toeschouwers trekken. Met name Sparta en Feyenoord laten daarin solide cijfers zien. Maar wat krijgen ze nu helemaal voorgeschoteld? Een hoop geworstel en gestoei om de broodnodige punten. Mooi voetbal zien we toch echt maar zelden. Excelsior is hier dan regelmatig de uitzondering op de regel maar zij op hun beurt verzuimen dan weer vaker niet dan wel om resultaat voorop te stellen. Tenminste, zo lijkt het althans. Voor FC Dordrecht-supporters is het helemaal een kwestie van huilen met de pet op. Je moet wel zeer devoot zijn om daar, aan De Krommedijk, met ook nog maar iets van plezier op de tribune te zitten.

Maar voetbal gaat verder dan objectief kijken. Als dat zo zijn zouden wij, liefhebbers van deze bal -en teamsport, zich alleen nog maar vergapen aan wedstrijden van Ajax, Barcelona, Madrid, Liverpool, Juventus of Bayern München (waar is trouwens de Europese grootmacht van weleer, AC Milan, in dit rijtje vandaag de dag gebleven? Na Real Madrid toch nog altijd de club met de meeste EC 1/CL-titels op hun naam). Allemaal elftallen (en verdere selecties) met verschillende speelstijlen maar met één overeenkomst: Technisch hoogstaand voetbal. Maar alle voetbaldeskundigen dan wel -professoren vergeten vaak dat voetbal, en dan met name clubvoetbal, ook draait om emotie, om verbondenheid met mede-supporters, je te kunnen identificeren met dat team wat voor jou op het veld staat. Daarom ook nemen heel veel supporters het vaak mindere, soms zelfs ronduit slechte spel voor lief. Als je nou eenmaal geen supporter bent van die eerder genoemde Grote Zes van het Europese voetbal is het vaker lijden dan leiden, zogezegd. Want je club steunen door dik en dun, is het credo. Voetbal-supporterschap is een ongrijpbaar iets. Club-supporter zijn is toch iets heel bijzonders. En ja, soms grenst het aan een vorm van sado-masochisme, zo lijkt ’t.

Want pijn lijden, fysiek dan wel mentaal, is vreselijk. Behalve… behalve als het voor je club is. Dan is het blijkbaar volkomen begrijpelijk. Een must zelfs. Alleen dan toon je jezelf als de ware supporter. Gek eigenlijk.

 

Want waarom is deze vorm van betrokkenheid vrijwel uitsluitend alleen te vinden bij team-sporten, en voetbal in het bijzonder? Ik bedoel, je kan fan zijn van een individuele sporter en er ook echt de pé in hebben als hij of zij de wedstrijd verliest, maar daar wordt doorgaans toch gemakkelijker mee omgegaan dan het verlies van je favoriete (voetbal)club. Iets van een oer-gevoel? Afkomstig uit de tijd van primitieve stammen en door generaties heen overgedragen?

 

Zoiets lijkt ’t toch te zijn. De saamhorigheid die er bij de beleving van het edele balspel los lijkt te komen. Groepen van rivaliserende club-supporters die elkaar met gezang, leuzen en oer-gebrul tegemoet treden. Vaak ook met de gezichten geschminkt in de clubkleuren met bijpassende kleding bestaande shirtjes met het logo van de club van jouw hart. Dus toch ergens teruggrijpend naar de tijd van stammen. Stammen op oorlogspad zelfs. En met het verschijnsel van supporters-geweld lijkt dit inmiddels welhaast letterlijk te worden.

 

 In dat kader moet wel worden genoemd dat bij Sparta, Excelsior en FC Dordrecht dit soort excessen nauwelijks voorkomen. Bij Feyenoord door de jaren heen, jammer genoeg, des te vaker. Alsof men bij de drie eerste genoemden onbewust beseft dat de posities in het vaderlandse profvoetbal en hun plek op de ranglijst te onbeduidend zijn om daarvoor, emotioneel gezien, zulk gedrag te veroorloven. En ze dan bij Feyenoord, volledig tegenover gesteld, zich wel heel druk te moeten maken in de veronderstelling nog steeds een nationale top-club te zijn. Een illusie natuurlijk. Men kan in Rotterdam-zuid allang niet meer aanhaken bij Ajax en PSV. Maar die rationele gedachten worden bruusk opzij gezet als de wedstrijd tegen Ajax op het programma staat. Dan zijn daar weer de stammen, of clans zo je wilt (als je bijvoorbeeld een Keltische analogie verkiest). Rotterdam tegen Amsterdam, havenstad tegen havenstad, 010 tegen 020. Dan wanen ze zich in Rotterdam weer even van gelijke hoogte met de club van Cruijff, Keizer en Michels. Dat de kille cijfers dit misplaatste gevoel reeds lang niet meer rechtvaardigen deert de hondstrouwe volgelingen van de club van ‘Zuid’ niet. Want, roepen ze dan, in veel gevallen waren ‘wij’ toch de eerste. De eerste in de halve finale EC 1 (in 1963, Ajax was dan wel degelijk de eerste die in dat toernooi de finale haalde, in 1969). De eerste met daadwerkelijk die cup in handen. En, als eerste, met de daaropvolgend te behalen wereldbeker, allebei in 1970. Dat Ajax daar vervolgens ruimschoots overheen ging met drie (!) opeenvolgende EC 1-eindoverwinningen wordt bewust genegeerd. ‘Wij’ van 010 waren gewoon heel vaak de eerste. Niet ‘zij’ van 020. Die gedachte. Dat de twee prachtige havensteden, naast het voetbal, juist zoveel gemeen hebben is ondergeschikt aan het club-gevoel. De stammenstrijd. Jammer eigenlijk.

 

Dan neemt Sparta toch meer bescheidenheid in acht. Iets wat ook past bij het nog steeds wat traditionele, statige karakter van de club. Toch hebben zij ook echt iets om trots op te zijn. Namelijk dat in Spangen, daar in Rotterdam, eigenlijk het prof-voetbal is begonnen. Want Sparta is wat dat betreft de eerste en dus oudste vereniging van ons landje. Maar op het Kasteel loopt men daarmee niet te pronken. Trots op dat feit? Jazeker maar ook niet meer als een gegeven. Uiteindelijk is het ten slotte niet meer 1888, het jaar van de oprichting, maar 2020. Nu is wat telt. Niet het verleden. Af en toe terugkijken naar successen uit oude tijden is leuk maar dat biedt geen garanties voor de toekomst. En dat weten ze bij de club van Bok de Korver en Tonny van Leeuwen donders goed.

 

Bij Exelsior leeft men wat dat betreft nooit boven hun stand. De club, die jarenlang financieel op de been bleef door de inzameling van oud papier, heeft nu een niet spectaculaire maar wel solide beleid qua inkomsten en uitgaven. Ook teert men nauwelijks op oude roem. Het moet gezegd worden dat daar hun succes-geschiedenis ook te klein voor is. Maar voor de supporters maakt dat nimmer uit. Hun aanhang is dan weliswaar klein maar trouw. En uitspattingen in de trant van rellen en vechtpartijen komen nagenoeg niet voor in Kralingen. Wat dat betreft lijkt dat stammen dan wel clan-gevoel iets wat voorbehouden is aan de grotere clubs. Logisch, als het gaat om statuur en het vasthouden daarvan hebben die supporters ook vaker het gevoel dat er iets op het spel staat. Vandaar ook die beladen beroemde wedstrijden tussen rivalen in de nationale competities.. Denk aan Manchester United tegen (FC) Liverpool, Real Madrid tegen FC Barcelona of Juventus tegen Inter Milan. En dus ook Feyenoord tegen Ajax. Het karakter van die laatste wedstrijd(en) is overigens flink veranderd. Waren, in de jaren tot 1970, die wedstrijden vol rivaliteit maar zeker ook respectvol en gemoedelijk, daarna wordt het met het verstrijken der jaren steeds grimmiger. En dat is zacht uitgedrukt. En dat is zover gegaan dat vandaag de dag er geen supporters van de bezoekende club mogen meereizen om hun helden aan het werk te zien. Een zeer trieste ontwikkeling. We zijn dus blijkbaar op het punt gekomen dat we daadwerkelijk, in negatieve zin, kunnen spreken van een ‘strijd der stammen’. Laten we hopen dat ooit het tij weer ten positieve zal keren.

 

Tot de volgende keer beste lezers -en lezeressen!


Peets (Eredi)Visie 27-01-2020:

 

Tja, een week vertraging voor wat betreft mijn eerste column van dit jaar. Ik heb dan ook behoorlijk zitten prakkiseren over in wat voor deplorabele staat het voetbal zich bevindt. En dat is niets voor mij. Ik hou altijd hoop. Tot nu toe. Want wat is het een treurnis allemaal.

 

Kijk, over FC Dordrecht kunnen we snel klaar zijn (1-0 winst tegen Eindhoven afgelopen vrijdag). Die club zal never nooit niet meer in staat zijn om ook maar aan te haken bij de subtop. Van de Keukenkampioen-divisie. En als zelfs dat niet lukt….dan wordt het toch wel heel moeilijk allemaal. Lang hebben de Krommedijkers gehoopt dat het gemeentebestuur groen licht zou geven voor een nieuw stadion. Want zoals velen tegenwoordig schijnen te denken, is dat de sleutel tot nieuw succes. Denk aan het gedoe hierover bij Feyenoord. Enfin, over die club later meer. Maar ik denk dat dit een grove misvatting is. Want oké, stel, dat fonkelnieuwe stadion staat er, wordt er dan opeens beter gevoetbald? Nee, natuurlijk niet. Want dat heeft toch uiteindelijk weer te maken met de kwaliteit van het spelers-materiaal. Ja, zeggen de positivo’s, maar met een nieuw stadion zorg je voor meer inkomsten en dus weer meer financiële ruimte om betere spelers aan te trekken. Dat is wat elke club-bestuurder zo’n beetje van de daken schreeuwt als ook maar de woorden ’NIEUW STADION!’ valt. Maar waarop is dat in godsnaam gebaseerd, deze gedachtengang? Want met mijn simpele boerenverstand denk ik toch dat je met de bouw van een nieuw stadion een behoorlijke financiële aderlating hebt geleden. Natuurlijk, best wel vaak wil een gemeente bijspringen. Maar ook dat blijft meestal beperkt tot een paar euro-kruimels (op de voetbal-meetlat dan, hè. Voor ons gewone stervelingen blijven het absurd astronomische sommen geld). De rest van de zak geld moet dan toch bij investeerders vandaan worden gehaald. En dat zijn zakenmensen. Directeuren van, dan wel eigenaars met, een bedrijf. Of ze nu een supporters-hart hebben of niet, die willen op een zeker moment toch hun geld terug. En dat is eigenlijk ook volkomen logisch. Het blijven zakelijke overeenkomsten. Kortom, dan is er uiteindelijk nog verdomd weinig budget over voor het ‘ verversen ‘ van een spelers-selectie. En als het spel dan tegenvalt en de resultaten bedroevend blijven, loopt het stadion leeg en zit je als club met een grote financiële strop. Oftewel, bezint eer u begint. Een nieuw stadion is niet de magische tover-formule voor een glorieuze toekomst. Eerder een blok aan het been.

Zouden ze dat bij Feyenoord nou ook maar eens een keer begrijpen! Hoewel ze ‘op Zuid’ zich nog niet direct druk hoeven te maken over een leeglopend stadion (nog een steeds een bezetting van zo’n 40.000+ supporters gemiddeld elke twee weken) is het daar op bestuurlijk niveau een zooitje. RvC (Raad van Commissarissen)-leden die opstappen vanwege de gekozen beleidskoers, of juist een gebrek daaraan. Een vers gekozen algemeen directeur (voorzitters noemen we ze blijkbaar niet meer) die naar voren lijkt te zijn geschoven door de Vrienden van Feyenoord (de groep vermogende supporters uit het bedrijfsleven die ettelijke jaren geleden met een injectie van zo’n 40 miljoen euro de club van de afgrond redde) omdat hij, voormalig tennisser Mark Koevermans, ook al jaren fanatiek supporter is van de club. Maar die op zijn beurt nauwelijks echt vertrouwen geniet bij zijn mede-bestuurders van de RvC, omdat hij op dat gebied nauwelijks ervaring heeft en ook geen netwerk bezit van nuttige voetbal-contacten. Daar is dan vervolgens Frank Arnesen voor aangesteld. Dat lijkt dan wel een logische stap omdat de interim-TD (technisch directeur) Sjaak Troost er vooral op communicatief gebied met zijn technische staf en spelers en naar het overige bestuur toe, er een potje van maakte. Tel daarbij op, ook bij hem het volledige gebrek aan een bruikbaar netwerk en je komt al snel uit op de logische redenering dat Arnesen de juiste man op de juiste plek is. Feit is wel dat hierdoor Troost zijn voormalig RvC-post min of meer terug eist. En daar lijkt op dit moment niemand echt happig op. Niet bij de VvF (lees hierboven) en niet bij de RvC.

 

Dan is er nog de kwestie van hèt hoofdpijn-dossier ten burele van De Kuip. Namelijk het feit of dat mooie oude roemruchte stadion wel moet blijven bestaan. Als thuishaven van Feyenoord althans. Want de gemeente leek al geneigd om de historische voetbaltempel te willen behouden als de club besluit om voor nieuwbouw te kiezen. Maar dat is dus het heikele punt. Wordt er een compleet nieuw stadion uit de grond gestampt of gaat er, voor de tweede keer na 1994, een

renovatie plaatsvinden? De club hoopt op en verlangt vurig naar nieuwbouw. Een groep van supporters heeft zich verenigd in de belangengroep Red De Kuip. Zij zijn dus duidelijk een voorstander van renovatie. Club-iconen als Willem van Hanegem steunen deze groep. Logisch. Zij hebben duidelijke sentimenten over de, mede door hen, behaalde successen in dit inmiddels 83-jaar oude Feyenoord-stadion (85 eigenlijk als je de twee jaar meerekent dat het stadion nog niet in gebruik werd genomen). In het geval van ‘De Kromme’ zou je dan de historische EC 1 return-wedstrijd tegen AC Milan (op dat moment EC 1 en Wereldbeker-houder) in de tweede ronde op 26 november 1969 kunnen noemen waarin hij, van Hanegem dus, de 2-0 maakte met fraaie kopbal op aangeven van Coen Moulijn. Deze wedstrijd gaf de selectie destijds eigenlijk de definitieve overtuiging dat ze de cup weleens konden gaan winnen. Aldus geschiedde.

 

Terug naar 2020. De gemeente had trouwens in dit geval, in tegenstelling tot dus in Dordrecht, WEL aangegeven mee te betalen aan nieuwbouw. Maar inmiddels is er op de Coolsingel hierover ook al weer een splijtzwam ontstaan. Een deel van B&W zou dit bouwproject een veel te hoge kostenpost vinden. Maar vanuit de gemeenteraad gaf men aan dat renovatie dan wel goedkoper zou worden op de korte termijn, maar dat er dan over een x aantal jaren opnieuw de portemonnee zou moeten worden getrokken voor weer een opknap-beurt. Dus dan zou nieuwbouw toch de oplossing zijn. Daar valt wat voor te zeggen natuurlijk. Maar dan kom ik toch weer terug bij mijn eerdere redenering (zie hier eerder betreffende FC Dordrecht), een nieuw groter stadion (De club verlangt naar een onderkomen met een capaciteit van 75.000 plaatsen. Daarmee zou het in één klap weer het grootste stadion hebben) genereert niet vanzelf meer inkomsten. Als de resultaten niet goed zijn en Feyenoord moet vaker dan niet halverwege het seizoen alweer afhaken in de race om de prijzen, en dan met name het kampioenschap, dan heb je absoluut niet de garantie dat het stadion elke twee weken weer helemaal volloopt. In tegendeel. Denk maar aan de rampjaren 1988 tot medio half 1991. Maar goed, met de halfbakken redenering dat een nieuw stadion automatisch geld oplevert, rekent het bestuur zich bij voorbaat al rijk.

NIEUW STADION!! Het magische toverwoord, het wonder-elixer voor nieuw succes! Ik zeg, dat is een vorm van achterstevoren denken en doen. Iedere leek kan toch bedenken dat je gewoon als eerste moet zorgen dat resultaten op het veld weer enigszins acceptabel worden? Toch!? Van daaruit kun je verder gaan bouwen en misschien de sprong wagen naar een nieuw stadion. En over het voetbal gesproken. De heren ‘van Zuid’ doen het onder Dick Advocaat zeker niet slecht (3-2 winst afgelopen zaterdag uit bij Heracles), maar het is allemaal nog veel te broos om ze als een stabiele factor te zien in de (sub)top van de Eredivisie. 

Daar komt dan ook nog bij dat het akkoord tussen de club en Advocaat in principe ging om het trainerschap ad interim. Dick gaat dus vooralsnog aan het eind van het seizoen gewoon zijns weegs. Of leidt die weg via een u-bocht toch weer richting Feyenoord? Dit is inmiddels de vurige wens van het (voltallige?) bestuur. Met de Hagenaar aan het roer zijn dan misschien geen wonderen verricht, het vertoonde spel is wel een stuk stabieler geworden en zijn er weer goede resultaten (lees= overwinningen en wat gelijke spelen) gehaald. De weg naar boven is weer gevonden, zo lijkt het. En dat biedt perspectief voor de toekomst. Mits Dick blijft. Of zou een nieuwe trainer op deze weg kunnen verder gaan? Misschien. En het wordt nu echt tijd dat het bestuurlijk rustig wordt bij de club en er een definitieve beslissing gaat vallen over het dossier ‘stadion’. Ik blijf het voor u en jou volgen.

En dan tot slot Sparta en Excelsior. Die kennen qua bestuurlijke zaken, trainers-perikelen of spelers-selectie geen echte problemen. De clubs kennen op het veld wisselende resultaten en zijn vooral bezig met lijfsbehoud in respectievelijk de Ere -en Keukenkampioen-divisie. Trainers Henk Fraser (in Spangen) en Ricardo Moniz (in Kralingen) doen hier samen met hun selecties hun stinkende best voor. En meer valt er ook niet van ze te verlangen op dit moment. En dit is goed zo. Wat waren dan de resultaten van afgelopen week? Sparta speelde zaterdag thuis op Het Kasteel met 1-1 gelijk tegen Fortuna Sittard en Excelsior moet, op het moment van dit schrijven (27 januari in de middag), ’s avonds om 20.00 uur nog aantreden tegen Jong PSV. We gaan zien wat dat wordt.

 

Tot de volgende keer!